Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1299/GV, 29 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1299/GV

betreft: [klager]            datum: 29 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

In het kader van zijn resocialisatie wenst klager met verlof te gaan. Nu klager in de veronderstelling was dat hij zou worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, heeft hij ten tijde van zijn voorarrest drugs gebruikt. De positieve uitslagen bij urinecontroles op het gebruik van softdrugs zijn het gevolg van afbouw, aangezien klager vanaf 1 mei 2018 niet langer drugs gebruikt. Het is onbegrijpelijk dat klagers verlofaanvraag voor de derde keer is afgewezen, terwijl hij bij de laatste twee urinecontroles negatief heeft gescoord. Klager is in het plusprogramma geplaatst en vertoont goed gedrag in de inrichting. Het onvoldoende meewerken aan re-integratie wordt niet bestraft. Het algemene risico wordt als laag ingeschat en het risico op geweld wordt als gemiddeld ingeschat.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Op grond van door de vrijhedencommissie, het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering uitgebrachte adviezen is klagers verlofaanvraag afgewezen. Indien klager de komende periode laat zien dat hij de negatieve uitslagen bij urinecontroles weet vast te houden en zich inzet voor de in zijn re-integratieplan gestelde doelen zal dat bij de beoordeling van een eventuele volgende verlofaanvraag worden meegewogen. Op 4 oktober 2018 is positief beslist ten aanzien van klagers (tweede) verlofaanvraag.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege verschillende positieve uitslagen bij urinecontroles sinds december 2017, waarbij de laatste positieve uitslag op 10 augustus 2018 is vastgesteld. Gelet hierop is geen vertrouwen in een goed verloop van het door klager gevraagde verlof. Het feit dat klager geen verdiepings- of persoonlijkheidsonderzoek wil ondergaan, brengt met zich mee dat hij eveneens niet aan zijn re-integratie wil meewerken.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s Hertogenbosch heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits aan het verlof een contactverbod met het slachtoffer wordt verbonden.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, wegens diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, welke uitspraak nog niet onherroepelijk is. De verlenging van zijn gevangenhouding eindigt (vooralsnog) op 17 januari 2019. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 27 januari 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Blijkens het reclasseringsadvies van 6 juli 2018 wordt de kans op recidive en op letselschade ingeschat als gemiddeld. Klager wenst tot op het heden niet aan psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek mee te werken teneinde in het kader van zijn (lopende) strafzaak eventuele oplegging van een tbs-maatregel te voorkomen. Hoewel bij klager waarschijnlijk sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, wil hij aan verdiepingsdiagnostiek geen  medewerking verlenen. Uit het advies van de vrijhedencommissie volgt verder dat op 10 augustus 2018 sprake is van een te laag kreatininegehalte naar aanleiding waarvan hij een waarschuwing heeft gekregen. Voorts is in de eerste helft van 2018 sprake geweest van meerdere positieve urinecontroles, waarvoor klager disciplinair is gestraft.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de advocaat-generaal, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 29 november 2018


 


 


 

            secretaris         voorzitter

Naar boven