Nummer: R-18/1275/GB
Betreft: [klager] datum: 27 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogenaamd stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 21 december 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er wordt gesteld dat klager niet meewerkt aan het opstellen van het plan van aanpak. Uit het reclasseringsrapport van Inforsa van 19 september 2017 volgt echter dat klager zich meewerkend opstelt, maar dat behandeling en gedragsinterventies geïndiceerd zijn wanneer klager zelf een hulpvraag heeft. Hierbij benadrukt de reclassering dat het ontbreken van behandeling en gedragsinterventies niet in de weg staan aan verdere detentiefasering. Klager staat positief tegenover begeleiding bij het vinden van werk. Het reclasseringsrapport van 20 juni 2018 staat haaks op het eerder opgestelde detentie- en re-integratieplan, nu klager dient mee te werken aan verslavingszorg en verdiepingsdiagnostiek voor psychische problematiek. Voor beide bestaat geen enkele aanleiding nu klager al lange tijd geen enkele drug gebruikt en er tijdens klagers verblijf in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) geen opmerkelijk gedrag bij klager is waargenomen. Voorts heeft klager inmiddels een woning en werk gevonden. Het is onduidelijk waarom een nieuw detentie- en re-integratieplan is opgesteld. Klager vertoont goed gedrag en is gebaat bij plaatsing in een inrichting met meer vrijheden zodat hij zichzelf kan ontplooien.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van 14 juni 2018 van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard volgt dat er een negatief advies wordt gegeven tot plaatsing van klager in een z.b.b.i. gevolgd door deelname aan een p.p. nu er geen advies is met betrekking tot elektronische controle en het recidiverisico hoog is. Voorts wijst klager iedere medewerking aan het opstellen van een reclasseringsadvies van de hand. Het benodigde probleembesef en de intrinsieke motivatie ontbreekt bij klager. Bij klager is enkel sprake van extrinsieke motivatie waarbij hij eisen stelt en het daarvan laat afhangen of hij meewerkt of niet. Eerdere ambulante behandelingen hebben niet geleid tot een gedragsverandering. De risicoverhogende factoren voor strafbaar gedrag zijn gelegen in onder andere dagbesteding, financiën en cognitieve vaardigheden. Hoewel in het reclasseringsrapport van 19 september 2017 is genoemd dat behandeling en gedragsinterventies niet geïndiceerd zijn, wordt bij een verzoek om detentiefasering altijd een belangenafweging gemaakt tussen de (hoge) risico’s en klagers belang. Klagers belang om te faseren is duidelijk, echter blijkt ook uit het reclasseringsrapport van 20 juni 2018 dat toezicht vanuit de reclassering en (gedrags)interventies wel noodzakelijk zijn om een gedegen plan van aanpak te kunnen opstellen. De omstandigheid dat klager geen hulpvraag heeft, maakt niet dat de behandeling en gedragsinterventies niet langer geïndiceerd zijn. Voor plaatsing in een stapeltraject is een advies van de reclassering vereist, die uiteindelijk het toezicht zal uitvoeren. Gelet op de e-mails tussen de reclasseringsmedewerker van Inforsa en de medewerker van de locatie Zuyder Bos, is bij de reclassering (Reclassering Nederland) een nieuw advies opgevraagd. Op 15 augustus 2018 is klager vanuit de b.b.i. van de locatie Zuyder Bos teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, nu klager blijft weigeren om mee te werken aan zijn re-integratieplan. Op grond daarvan heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos beslist tot terugplaatsing van klager naar het basisprogramma (degradatie). Op grond van deze degradatie voldoet klager niet (meer) aan de criteria voor plaatsing in een b.b.i. of een z.b.b.i. De selectiefunctionaris acht de bestreden beslissing niet onredelijk nu deze op juiste gronden is genomen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.
4.2. Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176). Daarbij komt dat voor plaatsing in een stapeltraject een advies van de reclassering, die uiteindelijk het toezicht zal uitvoeren, vereist is.
4.3. De beroepscommissie overweegt in het onderhavige beroep, gelet op het voorgaande en na bestudering van de gegevens in het dossier, als volgt.
Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris volgt dat de reclassering heeft aangegeven dat een gedegen plan van aanpak voor klager noodzakelijk is gelet op zijn mogelijke persoonlijkheidsproblematiek en het hoge recidiverisico. Medewerking met de reclassering, die verantwoordelijk zal zijn voor een correct en effectief verloop van het stapeltraject, is daarbij van groot belang. Klager weigert om zijn medewerking te verlenen aan een dergelijk plan van aanpak.
De omstandigheid dat klager gedurende zijn verblijf in de b.b.i. goed gedrag heeft vertoond, maakt deze situatie niet anders.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, na zorgvuldige bestudering van het dossier en bij afweging van de geldende regelgeving en alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris eveneens volgt dat klager is teruggeplaatst naar het basisprogramma, waarmee klager niet langer voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een z.b.b.i. of een ‘gestapeld traject’.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 27 november 2018.
secretaris voorzitter