Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-2095, 22 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-2095

Betreft:            […]      datum: 22 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen de oproep zich op 16 november 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Op 16 oktober 2018 is klager opgeroepen zich op 16 november 2018 te melden in de p.i. Arnhem voor het ondergaan van 120 dagen gevangenisstraf. Op 22 oktober 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 2 november 2018 ongegrond is verklaard. In het kader van de beroepsprocedure heeft de selectiefunctionaris aan klager kort uitstel verleend, tot 30 november 2018.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wordt onredelijk behandeld. Direct na de uitspraak van de Hoge Raad is hij opgeroepen om zich te melden, terwijl er nog zaken lopen bij de rechtbank. De geplande cardiodiagnostiek kan waarschijnlijk niet doorgaan, nu de melddatum zo kort daarna ligt. Klager neemt deel aan een werktraject. Hij zou dakloos kunnen raken, omdat hij geen hulp heeft van buitenaf. Door toedoen van klagers ex-partner vergen vijf beslagleggingen zijn aandacht. Klager heeft een zogeheten artikel 12 Sv-procedure lopen. Er gaat geen enkel gevaar uit van klager. Een en ander speelt al sinds 2010, wat ten koste gaat van klagers gezondheid. Klager verzoekt om uitstel voor onbepaalde tijd op humanitaire gronden, om zijn processen af te kunnen wachten en op andere in het EVRM genoemde gronden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft klagers brief van 22 oktober 2018 ten onrechte niet behandeld.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager zal bij binnenkomst in de inrichting worden gezien door de medische dienst. De inrichtingsarts kan bepalen of het noodzakelijk is om de ziekenhuisafspraak door te laten gaan. Vanuit de inrichting kunnen zittingen worden bijgewoond. Bij klager hebben privéproblemen tot diverse rechtszaken geleid. Het is echter niet aan de selectiefunctionaris om hierover te oordelen. Het is niet duidelijk welke meerwaarde uitstel zou hebben. De straf zal op enig moment moeten worden ondergaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager wil graag uitstel van zijn melddatum (voor onbepaalde duur). De beroepscommissie leest vier concrete gronden in het beroepschrift. Allereerst zou de geplande diagnostiek waarschijnlijk niet door kunnen gaan. Daarnaast zou klager dakloos raken. Verder wil klager de lopende rechtszaken graag in vrijheid bijwonen. Tot slot zou klager nog zaken moeten regelen met betrekking tot beslagleggingen. De beroepscommissie is van oordeel dat deze gronden onvoldoende zijn onderbouwd en/of geen grond vormen voor uitstel. Zij onderbouwt dat als volgt.

4.2.      Klager heeft een stuk bijgevoegd waaruit blijkt dat hij een afspraak heeft op de cardiologieafdeling, maar het is geheel onduidelijk wanneer deze afspraak is en wat voor afspraak het betreft. Bovendien is niet (medisch) onderbouwd waarom detentie ervoor zou zorgen dat deze afspraak geen doorgang zou kunnen vinden.

4.3.      Klager heeft zijn stelling dat hij dakloos zou raken niet onderbouwd. Financiële gevolgen zijn op zichzelf geen reden om uitstel te verlenen. Ook is onduidelijk hoe (kortdurend) uitstel zou kunnen voorkomen dat klager dakloos raakt. Uitstel voor onbepaalde duur is niet mogelijk, nu de noodzaak tot tenuitvoerlegging voorop staat.

4.4.      Klager kan vanuit detentie in de gelegenheid worden gesteld om zijn rechtszaken bij te wonen. Dit vormt daarom geen reden tot uitstel.

4.5.      Klager heeft de beslagleggingen niet nader toegelicht. Hij heeft ook niet uitgelegd wat hij daarvoor kan en moet regelen en waarom dat niet vanuit detentie zou kunnen.

4.6.      Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat zij niet oordeelt over de opgelegde straf of over de handelswijze van het OM.

4.7.      Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard, wat betekent dat klager zich op 30 november 2018 dient te melden.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 22 november 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven