Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1347, 9 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-1347

betreft: [klager]            datum: 9 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Vogelaar, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 augustus 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. N. Vogelaar, en namens de p.i. Vught, mevrouw […], juridisch medewerker. Als toehoorder was aanwezig mr. dr.  […], lid van de Raad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van 29 augustus 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat hij geen medicatie wenst te ontvangen, nu hem niets mankeert. Hij ontkent dat er sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Met klager zijn andere mogelijke interventies besproken. Gebleken is dat het niet mogelijk was om met hem te communiceren. Klager weerde alle contacten af, waardoor gesprekken over het te voeren behandelbeleid niet mogelijk waren. Hierdoor blokkeerde hij tevens het adequaat kunnen bijhouden van logboeken met betrekking tot de inname van voeding en vocht en zag men enkel klager verder aftakelen. Het psychiatrisch beeld en het daaraan gekoppelde somatisch toestandsbeeld was dermate ernstig dat noodgedwongen is besloten om over te gaan tot de a-dwangbehandeling teneinde het gevaar in medisch opzicht te kunnen keren.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen  (a-dwangbehandeling).

De directeur heeft op 29 augustus 2018 beslist dat klager een a-dwangbehandeling moet ondergaan voor de duur van drie maanden. De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.

Uit de verklaringen van de psychiaters komt het volgende naar voren. Klager is bekend met late-onset schizofrenie en er is sprake van een psychotisch toestandsbeeld wat zich uit in een uitgebreid waansysteem, paranoïde en akoestische en mogelijke visuele hallucinaties. Klager heeft onder andere te kennen gegeven onder observatie te staan van bewaarders van de Top 600. Personeelsleden zouden klager iedere nacht onder hypnose brengen om vervolgens afschuwelijke martelingen bij hem te verrichten (tanden trekken, mes in buik steken, vingers breken). Overdag hoort klager de fluisterende stemmen van deze bewaarders, zij geven hem opdrachten, onder andere om zichzelf of anderen wat aan te doen. Gedurende de dag krijgt klager via radio 538 boodschappen van luisteraars door die het niet eens zijn met alles wat klager wordt aangedaan, hierbij wordt naar klager verwezen door de benaming “het aapje van 538”.

Gesprekken met klager verlopen uiterst moeizaam aangezien klager nauwelijks antwoord wil geven op vragen. Voor de  opname in het PPC was al sprake van een zeer beperkte inname van voeding en vocht waarbij sprake was van blijvend gewichtsverlies. Sinds de opname in het PPC is de vocht- en voeding inname van klager nog steeds zeer beperkt. Klager wenst zelf vragen omtrent de hoeveelheid vocht en voeding die hij tot zich neemt niet te beantwoorden, waarschijnlijk vanuit paranoïde gedachtegangen. Geconstateerd is dat sprake is van blijvende gewichtsafname bij een reeds magere man. Klager klaagt over buikpijn waarvoor geen somatische oorzaak is gevonden en welke wordt gezien als onderdeel van zijn psychotische belevingen en somatisch beeld. Aldus is sprake van vocht- en voedselweigering waarschijnlijk voortkomend uit zijn paranoïde psychotische toestandsbeeld.

Gelet op de aard van de psychiatrische stoornis en het gevaar dat vanuit deze stoornis voor zijn gezondheid wordt veroorzaakt zijn er geen alternatieven voor de noodzakelijke behandeling met een antipsychoticum. Separatie is geen adequaat alternatief voor behandeling met antipsychotische medicatie. Klager weigert inname van een antipsychoticum. Van antipsychotica mag worden verwacht dat deze bijdragen aan het in ernst doen verminderen van de symptomen, waardoor met klager beter in contact gekomen kan worden en waardoor het gevaar voor zijn gezondheidstoestand wordt verminderd.

Gelet op het vorenstaande en dit in onderling verband bezien en afgewogen, is de totstandkoming van de bestreden beslissing voldoende zorgvuldig en inzichtelijk. De behandelend psychiater en de psychiater die niet bij zijn behandeling betrokken is, hebben gerapporteerd zoals hiervoor weergegeven en daarbij aangegeven dat zij bij klager een psychiatrische stoornis vastgesteld. Op goede gronden is aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat met de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur – waaraan naar het oordeel van de beroepscommissie een gedegen motivering ten grondslag ligt – om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.  

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 9 november 2018.

   

 

                             secretaris                                                     voorzitter

 

 

 

 

Naar boven