Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1138, 5 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

     

 

nummer:          R-1138

betreft: [Klager]           datum: 5 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft – voor zover aan de orde in beroep – het niet ontvangen van de door klager bij de regiowinkel in Lelystad bestelde verswaren en dat in plaats daarvan een in rekening gebracht bedrag aan klager is teruggegeven (ZB-2017-720).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het enkele feit dat het geld wordt gecrediteerd, maakt dat klager niet schadeloos is gesteld. Klager wilde graag zijn verswaren die hij had besteld, zodat klager zijn maaltijd kon klaarmaken. Klagers bestelling was tijdens de Ramadan en klager is daardoor verder benadeeld omdat hij in een groep kookt en hij geen aandeel kon leveren.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die door de directeur ter beschikking worden gesteld. Hierover kunnen nadere regels worden opgenomen in de huisregels. Uit de rechtspraak van de beroepscommissie blijkt dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door zijn personeel worden uitgevoerd. Onder adequaat verstaat de beroepscommissie tijdig leveren (RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA en RSJ 1 juni 2018, 17/3345/GA) of het aanbieden van soortgelijke producten (vgl. RSJ 1 augustus 2018, R-117 en R-118).

Aan de zojuist genoemde zorgplicht heeft de directeur met betrekking tot de verswaren onvoldoende invulling gegeven. Uit de stukken blijkt dat klager de bestelde verswaren niet alsnog tijdig heeft ontvangen noch dat aan klager een redelijk alternatief is geboden. Dat het in rekening gebrachte bedrag aan klager is teruggegeven, doet aan het voorgaande geen afbreuk, nu de zorgplicht zo moet worden begrepen dat klager zijn bestelde of soortgelijke goederen (alsnog) heeft ontvangen. Dat laatste is niet het geval. Het beroep van klager zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 5 november 2018.

 

              

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven