Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-702, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Sport  v

 

 

nummer:          R-702

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.L.B. Koelman-Duijf, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.L.B. Koelman-Duijf, en namens de p.i. mevrouw […], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat de directeur van de p.i. de uitspraak van de beroepscommissie, RSJ 28 juni 2017, 17/1196/GA niet uitvoert (VU 2017/001946).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het moment dat een gedetineerde in een individueel programma is geplaatst, mag de directeur beslissen omtrent de deelname van een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten. Klager stelt echter dat hij te weinig individuele sportmomenten heeft gehad. Wettelijk is voorgeschreven dat een gedetineerde tweemaal per week drie kwartier mag sporten. Hieraan wordt niet voldaan. Er wordt aangegeven dat klager niet mag deelnemen aan sportmomenten en daarbij wordt gewezen op het feit dat meerdere malen de orde en veiligheid binnen de inrichting in het geding is. Er wordt niet omschreven wat er is voorgevallen.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beroepscommissie heeft in zijn beslissing niet aangegeven dat klager dient deel te nemen aan de groepsmomenten. Er is geprobeerd om klager stapsgewijs deel te laten nemen aan gezamenlijke sportmomenten. Aan klager is tweemaal per week een sportmoment aangeboden. Tijdens de beklagzitting is reeds door klager zelf aangegeven dat hij zich slecht had gedragen.  

3.         De beoordeling

De eerdere zaak van klager met nummer 17/1196/GA zag op het beklag van klager met betrekking tot het feit dat hij werd uitgesloten van het sportmoment. Klagers beklag is gegrond verklaard en hiertegen is door de directeur beroep ingesteld. De uitspraak van 28 juni 2017 zag op het feit dat geen dubbele bestraffing had mogen plaatsvinden en dat de uitsluiting van de groepsport een onderdeel had moeten zijn van het individuele programma van klager. Anders dan klager meent houdt de eerdere beslissing van de beroepscommissie niet in dat zij de directeur opdraagt om klager deel te laten nemen aan de gezamenlijke sport- en spelmomenten.

Gelet op het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat klagers voornaamste bezwaar thans is gelegen in het feit dat hij op dat moment (en ook thans nog) niet de twee sportmomenten per week, waarop hij conform de wet- en regelgeving recht heeft, krijgt aangeboden.

Ingevolge artikel 48, tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.

Klager verblijft thans in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de p.i. Vught. Het PPC van de p.i. Vught is een afdeling met een individueel regime als bedoeld in artikel 22 van de Pbw. In de Memorie van Toelichting bij dit artikel heeft de wetgever bepaald dat het kenmerk van het individuele regime is dat eventueel per dag kan worden bepaald of en in welke mate een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten kan deelnemen. Uit de wettelijke bepaling en de toelichting hierop volgt dat het de bedoeling is de directeur in de gelegenheid te stellen maatwerk toe te passen bij de invulling van het concrete regime voor een gedetineerde in een individueel regime, met name voor wat betreft diens deelname aan gemeenschappelijke activiteiten.

Uit de stukken volgt dat klager regelmatig de kans krijgt om te laten zien dat hij aan de gezamenlijke spel- en sportmomenten deel kan nemen zonder dat er conflicten ontstaan. Hierbij zijn echter opnieuw conflicten ontstaan, met zowel medepatiënten als het personeel. Dit heeft meerdere malen de orde en veiligheid binnen de inrichting in het geding gebracht. Klager krijgt, conform de wet- en regelgeving, tweemaal per week sportmomenten aangeboden. De beroepscommissie is van oordeel dat niet gebleken is dat de directeur, voor zover daartoe reeds een verplichting bestond, de eerdere beslissing van de beroepscommissie niet heeft uitgevoerd. Momenteel wordt, gelet op het gedrag van klager, maatwerk toegepast bij het aanbieden van sport- en spelmomenten aan klager. Het beroep van klager wordt ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. dr. P. Jacobs, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 6 november 2018.

   

 

                             secretaris                                                     voorzitter

 

 

Naar boven