Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-628, 5 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-628

betreft: [klager]            datum: 5 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest, en namens de p.i. Krimpen aan den IJssel de heer […]. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting eigen cel, zonder televisie, wegens het ontvreemden van een winkelbox (IJ-2017-001046);
b.         excessief geweldgebruik op 12 oktober 2017 jegens klager (IJ-2017-001043);
c.         een disciplinaire straf van veertien dagen in een strafcel, wegens het weigeren van opdrachten van het personeel en het plegen van hevig verzet (IJ-2017-001047);
d.         het plaatsen van klager in een strafcel direct na terugkomst uit het ziekenhuis (IJ-2017-001044);
e.         het niet mogen bellen met zijn advocaat de eerste dagen na het voorval op 12 oktober 2017 (IJ-2017-001045).

De beklagcommissie heeft het beklag op alle onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a: Klager was net overgeplaatst naar een andere cel. Eén winkelbox was bezorgd op klagers oude cel. Die box is klager gaan ophalen. Klager had ook nog boxen onder zijn bed liggen met daarin kruiden. Klager heeft vanaf het begin ontkend iets te maken te hebben gehad met de ontvreemding van de winkelboxen.

Ten aanzien van het beklag onder b en c: Klager is geslagen in zijn gezicht. Het letsel dat klager heeft opgelopen is niet ontstaan door een val tegen een muurtje. De p.i.w.-ers hebben opzettelijk in klagers gezicht geslagen. Klager is bewusteloos geraakt. Klager heeft blijvend letsel opgelopen, namelijk een litteken bij zijn oog. Ook krijgt klager momenteel nog steeds medicatie en doet de linkerkant van zijn hoofd af en toe nog pijn.

Ten aanzien van het beklag onder d en e: Bij terugkomst uit het ziekenhuis is klager meteen in een isoleercel geplaatst. Aan klager is ondanks zijn verzoek niet de mogelijkheid geboden om zijn raadsman te bellen. Gelet op het letsel en pijn, alsmede vanwege psychische redenen, was het onverantwoord om klager na terugkomst meteen in een isoleercel te plaatsen. Een medegedetineerde heeft de raadsman van klager op de hoogte gesteld van hetgeen zich had afgespeeld. Klager heeft meerdere keren aan het personeel gevraagd of hij zijn raadsman mocht bellen. Telkens werd gezegd dat er geen tijd was om te bellen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a: Het is niet toegestaan om winkelboxen op de cel te bewaren. Het is ook niet aannemelijk dat klager winkelboxen had bewaard op zijn cel. Klager is één dag daarvoor verhuisd naar een andere cel. Mocht al sprake zijn geweest van bewaarde boxen, dan waren die op dat moment in beslag genomen. Op de camerabeelden is waargenomen dat klager liep met drie boxen en dat zijn celgenoot op de uitkijk stond. De inhoud van de boxen is ontvreemd.

Ten aanzien van het beklag onder b en c: Tijdens de rapportafhandeling inzake het ontvreemden van de winkelbox is een discussie ontstaan. Klager wilde zijn waszak ophalen, hetgeen werd toegestaan. Klager mocht echter niet meer luchten. De p.i.w.-ers zijn met klager naar zijn cel gelopen. Op de camerabeelden is waar te nemen dat op het moment dat de celdeur open gaat, klager zich met enorme kracht afzet tegen de muur en dat er een worsteling ontstaat. Klager wordt naar de grond gebracht en een nekklem wordt aangebracht. Klager verzet zich hevig. Op enig moment verslapt klager en wordt alle druk die wordt uitgeoefend opgeheven. De hulpdiensten zijn ter plaatse gekomen en klager is naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar is gebleken dat klager een blauw oog had. Meer letsel is niet geconstateerd. Aan klager zijn geen knietjes gegeven, maar er is slechts een techniek toegepast waarbij men met de knie de arm onder het lichaam probeert te brengen. Klager is overgeplaatst naar Nieuwegein en heeft niet de gehele straf uitgezeten. Het klopt dat een tweetal verslagen niet zijn aangezegd aan klager. Dit had wel moeten gebeuren en dit is niet volgens de regels gegaan.

Ten aanzien van het beklag onder d: Het plaatsen van klager in een isoleercel was gerechtvaardigd, gelet op de ernstige escalatie. Bij klager was enkel sprake van een blauw oog en er was geen ander letsel aanwezig. Een medewerker van de medische dienst heeft dagelijks klager bezocht.

Ten aanzien van het beklag onder e: Direct na terugkomst uit het ziekenhuis heeft klager verzocht om zijn raadsman te bellen. Op dat moment is aangegeven dat hij niet kon bellen, omdat het personeel weg moest. Nog diezelfde middag is aan klager de gelegenheid geboden om zijn raadsman te bellen, waarvan hij geen gebruik wenste te maken. Ook in die dagen daarna is aan hem gevraagd of hij wilde bellen, maar klager gaf aan dat hij hieraan geen behoefte had.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het beklag onder a, b, d en e kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ten aanzien van het beklag onder a, b, d en e ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder c overweegt de beroepscommissie dat in artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. Vaststaat dat twee verslagen klager niet zijn aangezegd door de betrokken ambtenaren of medewerkers die het voorval hebben geconstateerd en daaromtrent een schriftelijk verslag hebben opgemaakt. Nu het aanzeggen van de verslagen niet is geschied op de wettelijk voorgeschreven wijze, zonder dat is gebleken dat hiervoor een dringende reden was, zal het beroep gegrond worden verklaard.

Nu de directeur, gelet op de inhoud van de schriftelijke verslagen, in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het opleggen van de onderhavige disciplinaire straf, ziet de beroepscommissie aanleiding de hoogte van de tegemoetkoming te matigen. Gelet op het hiervoor overwogene en het feit dat de disciplinaire straf voor de duur van vijf dagen is tenuitvoergelegd gelet op klagers overplaatsing op 17 oktober 2017, zal de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 17,=.  

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het beklag onder a, b, d en e en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder c alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 17,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 5 november 2018.

 

                                                        

 

secretaris                                                voorzitter

 

 

 

 

Naar boven