Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-136, 8 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 


nummer:          R-136

betreft: [klager]            datum: 8 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraak van 24 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam, betreffende de weigering klagers televisie in te voeren (S-2017-000560), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Klager verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager verbleef ten tijde van het indienen van onderhavige klachten op de Terroristenafdeling (TA) van de locatie De Schie, alwaar een individueel regime geldt.

In de huisregels van de TA van de locatie De Schie (hierna: de huisregels) is onder paragraaf 4.5.1.1 onder a bepaald dat het de gedetineerde niet is toegestaan onder zijn berusting te houden voorwerpen van dezelfde soort als de voorwerpen die deel uitmaken van de van rijkswege verzorgde inventaris van de verblijfsruimte van de gedetineerde of de gezamenlijke woon- en werkruimtes. In paragraaf 4.5.1.2 onder l van de huisregels is echter ook bepaald dat het de gedetineerde is toegestaan onder zijn berusting te houden een televisietoestel waarvan de beeldbuisdiagonaal maximaal 48 centimeter/19 inch bedraagt.

Klager wenst zijn eigen televisie te gebruiken, omdat de door de inrichting verstrekte televisie hem oog- en hoofdpijn bezorgt en niet de voor hem gewenste zenders bevat. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat alle gedetineerde in de locatie De Schie een televisietoestel krijgen uitgereikt dat dezelfde zenders ontvangt en waarbij voor de aansluiting van de televisie wekelijks een geldbedrag dient te worden betaald.

De beroepscommissie constateert dat een televisietoestel – nu dit kennelijk van rijkswege wordt verstrekt – zowel behoort tot de in de huisregels bedoelde verboden voorwerpen als op de lijst met toegestane voorwerpen is vermeld. Dat levert een tegenstrijdige regel op, die enkel door een individuele beslissing van de directeur kan worden opgehelderd. Klager beklaagt zich om die reden over een beklagwaardige beslissing van de directeur. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag.

In een geval als het onderhavige dient de directeur voorafgaande aan zijn beslissing een gemotiveerde en kenbare afweging te maken tussen enerzijds het belang van klager bij een eigen televisie op cel en anderzijds de belangen als vermeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de Pbw. De beroepscommissie is, mede gelet op voornoemde inlichtingen van de directeur, van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot invoer van een eigen televisie niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Klager heeft de noodzaak tot invoer van zijn eigen televisie onvoldoende onderbouwd en evenmin aangegeven of zijn eigen toestel aan de in de huisregels gestelde voorwaarde voldoet. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie geeft de directeur wel in overweging de hiervoor genoemde tegenstrijdigheid in de huisregels te corrigeren.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 8 november 2018



 

            secretaris         voorzitter


 

Naar boven