Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1270, 23 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

nummer:          R-1270

betreft: [klager]            datum: 23 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het verzoek is afgewezen onder verwijzing naar drie druggerelateerde voorvallen. Met betrekking tot de gestelde fraude op 5 juli 2018 merkt klager op dat hij hiervoor niet disciplinair is gestraft. Hetzelfde geldt voor de gestelde positieve score van 22 juli 2018. Nu niet gesproken kan worden van een volgens de Pbw afgerond traject, kunnen de scores niet, althans niet zonder meer, tot de conclusie leiden dat sprake is van fraude en/of gebruik van middelen. Ook naar aanleiding van de te lage creatinine op 13 juli is geen disciplinaire straf opgelegd. Met betrekking tot de te lage creatinine op 2 augustus 2018 is bovendien een klaagschrift ingediend bij de beklagcommissie. De aangevoerde weigeringsgronden zijn derhalve onvoldoende onderbouwd. Voorts wordt opgemerkt dat uit het vrijhedenadvies volgt dat lange tijd geen sprake is geweest van positieve urinecontroles, het Openbaar Ministerie en de politie positief hebben geadviseerd en klager thans deelneemt aan het plusprogramma.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Het al dan niet sanctioneren van een positieve urinecontrole doet niet af aan en de geconstateerde uitslag en maakt niet dat een dergelijke uitslag niet mag worden betrokken in de besluitvorming. Op 20 juli 2018 is klager officieel gewaarschuwd een goed urinemonster af te geven. Op 22 juli 2018 heeft hij positief gescoord op het gebruik van cannabis. Een opsomming van de in 2018 opgestelde schriftelijke verslagen en disciplinaire straffen laat zien dat, in tegenstelling tot wat klagers raadsman beweert, wel sprake is geweest van positieve urinecontroles. Het verzoek tot algemeen verlof kon derhalve, gelet op de weigeringsgronden van artikel 4, onder c en onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), in redelijkheid en billijkheid worden afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, wegens recente, druggerelateerde incidenten.

Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De reclassering heeft op 18 juli 2018 het risico ingeschat als zijnde hoog-gemiddeld en er is een gemiddeld risico op letselschade. Klager weigert mee te werken aan verdiepingsdiagnostiek. Hij heeft echter inmiddels diverse trainingen afgerond en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Het verlenen van verlof geeft een positieve impuls en de reclassering dan ook positief ten aanzien van verlofverlening.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld of bedreiging. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek te ondergaan, evenals een gevangenisstraf van negentig dagen in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 14 december 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers zesde verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Op basis van het dossier staat voldoende vast dat klager betrokken is geweest bij verschillende druggerelateerde incidenten en dat deze betrokken mogen worden bij de beslissing tot verlofverlening. Dat niet al deze incidenten disciplinair zijn bestraft of dat hiertegen nog een bezwaar- of beroepsprocedure loopt, doet hieraan niet af. Voornoemde omstandigheden vormen op grond van artikel 4, onder c, van de Regeling in beginsel een contra-indicatie voor het verlenen van algemeen verlof.

Uit de voorhanden stukken blijkt echter ook het volgende. Het gedrag van klager in de inrichting wordt als positief ervaren. Hij neemt actief deel aan de onderdelen van het dagprogramma en houdt zich aan de geldende regels. Door deelname aan de CoVa-plustraining heeft klager geleerd om te gaan met spanningen en conflicten. Daarnaast neemt hij deel aan verschillende trainingen, waaronder budgetteren, kiezen voor verandering en Mijn kind en ik. In september zal hij starten met agressie-regulatietrainingen. De reclassering stelt in haar advies (zonder diagnose-instrument) van 18 juli 2018 dat klager tijdens het verlof aan de slag kan met het regelen van praktische zaken. Verlofverlening geeft hem een positieve impuls en de reclassering adviseert dan ook positief.

Het belang van klager bij verlofverlening dient in dit stadium van zijn detentie, mede gelet op voornoemde omstandigheden, te prevaleren boven het algemene belang van ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers secretaris, op 23 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven