Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1269, 15 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1269

Betreft:            [klager[            datum: 15 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 18 februari 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager wordt ten onrechte niet in het p.p. geplaatst. Dat klager is opgepakt op verdenking van het bezit van een vuurwapen, valt hem niet te verwijten. Het vuurwapen is voorin een auto aangetroffen, terwijl klager achterin zat. De strafzaak tegen klager ligt inmiddels een half jaar stil. De selectiefunctionaris ziet over het hoofd dat klager zijn detentietraject gedurende lange tijd goed heeft doorlopen. Klagers belang om te resocialiseren dient zoveel mogelijk te worden benut, mede gelet op het feit dat klagers einddatum in zicht was ten tijde van het indienen van het verzoek. Voorts vertoont klager in de p.i. Nieuwegein uitstekend gedrag. Deelname aan een p.p. is derhalve de enige uitkomst.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Hoewel klagers belang tot plaatsing in een p.p. duidelijk is, is bij de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek een afweging gemaakt. Tijdens de huidige detentie heeft klager eerder deelgenomen aan een p.p. In verband met de aanhouding op verdenking van een nieuw strafbaar feit bleek eveneens dat klager zijn locatiegebod had overtreden en onder invloed was van softdrugs. Om die redenen is klagers p.p. beëindigd en is beslist tot terugplaatsing van klager in de p.i. Nieuwegein. Uit het selectieadvies van 6 juli 2018 van de directeur van de p.i. Nieuwegein volgt dat klagers recidiverisico en de kans op het onttrekken aan de voorwaarden hoog is, gelet op de door klager overschreden voorwaarden tijdens zijn p.p. en de beperkte vaardigheden en motivatie van klager. Op het moment van klagers verzoek stond klagers einddatum niet vast in verband met een vordering tot uitstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Klagers einddatum is thans vastgesteld op 12 februari 2019. Gelet op klagers nieuwe einddatum en de geruime tijd die inmiddels is verstreken sinds de beëindiging van klagers p.p., kan klagers re-integratie opnieuw bekeken worden waarbij er meerdere mogelijkheden zijn dan alleen de plaatsing in een p.p.

De selectiefunctionaris acht de bestreden beslissing op juiste gronden genomen en derhalve niet onredelijk.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Klager heeft eerder deelgenomen aan een p.p., dat voortijdig is beëindigd wegens de verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Tevens was klager onder invloed van softdrugs en overtrad hij zijn locatiegebod. Klagers verzoek tot deelname aan een p.p. is afgewezen nu klagers recidiverisico en de kans op onttrekken aan de voorwaarden als hoog worden ingeschat. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 15 november 2018.

 

 

                         secretaris                                                       voorzitter

 

 

Naar boven