Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1261, 25 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-1261

betreft: […]      datum: 25 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 augustus 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn rechtszaken in Spanje op gedegen wijze voor te kunnen bereiden (en niet om erbij aanwezig te kunnen zijn). Het betreft een herzieningszaak en vijf klachtzaken. Deze liepen al voordat klager werd overgeplaatst. Tot op heden is het, ondanks verzoeken daartoe, niet mogelijk gebleken de zaken in de p.i. voor te bereiden, omdat klager niet over benodigde stukken beschikt. De bibliotheek van de p.i. beschikt bijvoorbeeld niet over stukken over het Spaans recht en stukken aangaande de inhoud van de zaak. Klager kan niet op voorhand aanwijzen welke stukken hij precies nodig heeft, omdat een volledig dossieronderzoek dient plaats te vinden. Klager zou zijn straf liever in een keer doorlopen, maar hij acht strafonderbreking noodzakelijk om zijn rechten te kunnen verdedigen. Klager heeft ook een verzoek tot strafonderbreking ingediend om zijn niet tot reizen in staat zijnde moeder te kunnen bezoeken. Hij wist niet dat een verzoek op meer gronden kon worden ingediend. Verzocht wordt dit beroep tezamen met het beroep tegen de afwijzing van het andere verzoek te behandelen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Niet is aangetoond wat de noodzaak is van het voorbereiden van de zaken buiten de inrichting. Navraag bij de inrichting leert dat klager op verzoek toegang kan krijgen tot een beveiligde laptop en zo alle stukken kan krijgen die hij nodig heeft. Het is niet noodzakelijk dat klager zijn eigen verdediging voert en het is ook niet de bedoeling dat men zelf een belang creëert om strafonderbreking te kunnen krijgen.

Op klagers verzoek tot strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat klager in de inrichting de nodige voorbereidingen zou kunnen treffen.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich van advies onthouden.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3.         De beoordeling

Op verzoek van klagers raadsvrouw heeft de beroepscommissie deze zaak tegelijkertijd en in samenhang met een andere beroepszaak van klager, met het kenmerk R-961, beoordeeld.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 11 september 2020.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Uit de stukken wordt voldoende aannemelijk dat klager een of meer rechtszaken in Spanje heeft lopen. De beroepscommissie onderschrijft het belang dat klager deze zaken gedegen kan voorbereiden. Het is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat dit in de inrichting niet of onvoldoende mogelijk zou zijn. De directeur van de p.i. Zwaag heeft meegedeeld dat klager een laptop kan krijgen om zich in zijn rechtszaken te verdiepen. Klager verblijft momenteel weliswaar in de p.i. Middelburg, maar gesteld noch gebleken is dat de situatie daar anders zou zijn. Wanneer klager over een laptop kan beschikken, heeft hij ook toegang tot stukken over bijvoorbeeld het Spaanse recht, die niet in de inrichting aanwezig zijn. Wanneer de inrichting onvoldoende mogelijkheden biedt voor klager om zijn zaken voor te bereiden, zou hij daartegen beklag in kunnen stellen. De noodzaak tot strafonderbreking is evenwel niet gebleken.

Gelet op hetgeen de beroepscommissie overweegt in R-961, kan de combinatie met dit beroep niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie zal het onderhavige beroep daarom ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 25 oktober 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven