Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1235, 25 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1235

Betreft:            […]      datum: 25 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 juni 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 17 september 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Arnhem. Op 10 oktober 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De p.i. Arnhem stond niet achter de reden van klagers verzoek, maar wel achter zijn wens. De directeur adviseerde expliciet positief ten aanzien van het verzoek, in tegenstelling tot wat de selectiefunctionaris stelt. Klager was niet geliefd op de afdeling. De samenwerking met het personeel en de directie was niet positief. Er was een onwerkbare situatie ontstaan.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. In overleg met de p.i. Arnhem werd besloten dat er onvoldoende grond bestond voor klagers overplaatsing naar de p.i. Almelo, onder meer omdat klager geen binding heeft met die regio. Klager heeft niet gemotiveerd waarom hij het gevoel heeft belemmerd te worden door de inrichting.

4.         De beoordeling

4.1.      Anders dan in het selectieadvies d.d. 31 mei 2018, adviseert de directie op 13 juni 2018 negatief ten aanzien van klagers verzoek. De door klager ervaren belemmeringen zouden vooral zijn gelegen in afwijzingen van klagers detentiefasering. Dit stuk is in beroep overgelegd en aan klager en zijn raadsman met het verweerschrift meegestuurd.

4.2.      Dat klager ‘niet geliefd’ was op de afdeling en een ‘verstoorde samenwerking’ zou hebben met het personeel, is onvoldoende grond voor een overplaatsing. Nu de directie negatief heeft geadviseerd en de door klager benoemde belemmeringen overigens niet nader zijn toegelicht, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van  P. de Vries, secretaris, op 25 oktober 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven