Nummer: R-990
Betreft: […] datum: 21 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 26 november 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Groot Alphen. Op 21 februari 2018 is hij in de BPG-afdeling van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt. Op 15 augustus 2018 is hij in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard geplaatst, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Voor plaatsing in een individueel regime moet worden vastgesteld dat de gedetineerde ongeschikt is voor verblijf in een regime van beperkte gemeenschap. Uit overgelegde verslagen van het multidisciplinair overleg (MDO) volgt dat klager op alle onderdelen ‘groen’ scoorde en in het plusprogramma verbleef. Eenzelfde beeld volgt uit het eveneens overgelegde Detentie- & Re-integratieplan (D&R-plan). Klager scoorde negatief bij urinecontroles. De disciplinaire straffen van februari 2018 zijn onvoldoende om plaatsing in een individueel regime te rechtvaardigen. Verzocht wordt (onder meer) om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de rapportages van de directeur van de p.i. Groot Alphen d.d. 30 januari 2018,
9 februari 2018, 10 februari 2018 en 17 februari 2018 blijkt dat klager op een afdeling met een individueel regime hoort. Hij werd disciplinair gestraft voor (respectievelijk) het bezit van een mobiele telefoon, fysieke agressie richting medegedetineerden, uitschelden van en fysiek geweld tegen personeelsleden (waaronder de directeur) en aangetroffen contrabande. Een negatieve urinecontrole en groene scores uit 2017 doen hieraan niet af.
4. De beoordeling
4.1. Klager is op 15 augustus in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos geplaatst. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.2. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.4. De selectiefunctionaris heeft de informatie over klagers gedrag in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Aan klager zijn forse disciplinaire straffen opgelegd voor uiteenlopende gedragingen, waaronder meermaals fysieke gewelddadigheid richting het inrichtingspersoneel en de directeur van de inrichting. Derhalve is de beslissing klager te plaatsen in een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 21 november 2018.
secretaris voorzitter