Nummer: R-989
Betreft: [klager] datum: 13 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M.P. van Eijsden, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 13 juli 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam. Op 9 maart 2018 is hij overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De overplaatsing van klager naar de p.i. Ter Apel maakt een ernstige inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klagers gezin is woonachtig in Delft. Klagers partner is fysiek niet in staat om klager te bezoeken, omdat zij meerdere malen is geopereerd aan een hernia. Hierdoor kan zij amper lopen. Een lange autorit is niet mogelijk. In de praktijk betekent dit dat klager zijn partner niet kan zien, laat staan dat er sprake kan zijn van intiem contact. De medische situatie van klagers partner is onderbouwd met stukken. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt dat artikel 8 van het EVRM de Staat verplicht om gedetineerden zoveel mogelijk te helpen om hun contact met familieleden te onderhouden als onderdeel van de sociale rehabilitatie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Klager is door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Hiertegen is door klager hoger beroep ingesteld. Bij de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts één mogelijkheid en dat is plaatsing in de p.i. Ter Apel. De uitvoering van het beleid om voorgenoemde categorie gedetineerden een
speciale locatie aan te wijzen weegt zwaarder dan eventuele bezoekproblemen. Hoewel er begrip is dat de overplaatsing naar de p.i. Ter Apel extra reistijd met zich mee brengt voor bezoek, is niet gebleken dat klagers bezoek niet tot reizen in staat is. Uit de bezoekerslijst van de p.i. Ter Apel blijkt dat klager drie maal bezoek heeft ontvangen van familie, waaronder ook klagers partner. Er is dan ook geen sprake van bijzondere omstandigheden, die een uitzondering op het plaatsingsbeleid rechtvaardigt. De bestreden beslissing is dan ook niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. Zij acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
4.2. Voor zover namens klager is aangevoerd dat met de handhaving van de plaatsing van klager in de p.i. Ter Apel sprake zou zijn van schending van internationale verdragsrechtelijke bepalingen merkt de beroepscommissie het volgende op. Nederland heeft bij een aantal van die verdragsbepalingen het voorbehoud gemaakt dat beperking van in die verdragen opgenomen vrijheden of rechten bij wet kan geschieden, hetgeen hier het geval is, waardoor om die redenen deze argumenten niet hoeven te leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.
4.3. De p.i. Ter Apel is, onder meer, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.4. Blijkens de inlichtingen van de selectiefunctionaris heeft klager na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Gelet daarop komt klager in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een inrichting bestemd voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Van de twee inrichtingen in Nederland die bestemd zijn voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen is de p.i. Ter Apel bedoeld voor opname van gedetineerden die een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen van meer dan vier maanden. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Klager voldoet aan alle vereisten voor plaatsing in de p.i. Ter Apel.
4.5. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten doch daartoe wordt slechts overgegaan indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden. Als reden voor afwijking wordt in klagers geval aangevoerd dat hij geen bezoek kan ontvangen van zijn partner in verband de reisafstand vanuit Delft nu klagers partner fysiek niet in staat is om klager te bezoeken. De beroepscommissie begrijpt dat het bezoeken van klager voor zijn familie een zware belasting is, maar acht die reden in het geval van klager onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van de voorgeschreven plaatsing in een inrichting bestemd voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen nu uit de bezoekerslijst blijkt dat klager driemaal bezoek heeft ontvangen van zijn partner en zijn dochters sinds zijn verblijf in de p.i. Ter Apel.
4.6. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand , leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 13 november 2018.
secretaris voorzitter