Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-708, 13 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-708

Betreft:            [betrokkene]    datum: 13 november 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Kort, namens […..], geboren op […..], verder te noemen betrokkene, gericht tegen de fictieve weigering van de selectiefunctionaris te beslissen op een verzoek tot overplaatsing van 12 april 2018, alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 augustus 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht,  zijn gehoord betrokkene, bijgestaan door de raadsvrouw voornoemd en mevrouw […..], en de selectiefunctionaris, de heer […..].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De bestreden beslissing

Betrokkene stelt dat de selectiefunctionaris niet tijdig heeft beslist op het verzoek van 12 april 2018 tot overplaatsing van betrokkene naar GGZ –instelling Pluryn, hetgeen kan worden aangemerkt als een (fictieve) afwijzing van het verzoek.

 

2.         De feiten

Betrokkene is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 5 september 2017 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Betrokkene is omstreeks 31 mei 2016 geplaatst in de rijks justitiële inrichting (r.j.j.i), locatie De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: De Hartelborgt).

Op 12 april 2018 heeft betrokkene verzocht om overplaatsing naar GGZ-instelling Pluryn.

 

3.         De standpunten

Namens betrokkene is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.

Betrokkene is ontvankelijk in het beroep nu artikel 19 Bjj betrokkene het recht geeft om een verzoek tot plaatsing of overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling in te dienen. De selectiefunctionaris heeft zelf aangegeven dat het verzoek binnen zes weken zou worden afgehandeld. Deze termijn is niet verlengd, zodat na afloop van de termijn sprake is van een weigering te beschikken.

Daarnaast is artikel 77s, zesde lid, Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dit artikel geeft de Minister, lees: de selectiefunctionaris, de bevoegdheid om te beslissen dat een jongere, aan wie een p.i.j.-maatregel is opgelegd, buiten een j.j.i. zal worden opgenomen. Het Gerechtshof heeft de plaatsing bij Pluryn geadviseerd. Op grond van artikel 13 Bjj moet de selectiefunctionaris in dat geval binnen drie maanden tot overplaatsing overgaan. Dit betekent dat er uiterlijk 18 december 2017 (drie maanden na het onherroepelijk worden van het arrest van het Hof) een beslissing tot overplaatsing had moeten zijn genomen. Dit is niet gebeurd, ook is de beslistermijn niet verlengd. Dit betekent dat er sprake is van een weigering om te beslissen (artikel 13, derde lid, Bjj). Tegen deze weigering is bezwaar mogelijk op grond van artikel 18, eerste lid, Bjj.

Betrokkene verblijft twee jaar en drie maanden op een Foba-afdeling van De Hartelborgt. Hij heeft in die tijd drie keer begeleid verlof gehad en mag twee keer per week een uur bezoek ontvangen. Het regime binnen de Foba is heel streng en ook behoorlijk basaal. De nadruk ligt vooral op structuur, regelmaat en duidelijkheid. Van doorplaatsing naar een milder regime is geen sprake. Het gaat zeker niet altijd goed met betrokkene, maar hij geeft zelf ook aan dat hij in een negatieve spiraal terecht dreigt te komen door het gebrek aan perspectief. Iedereen is het er over eens dat betrokkene weg moet van de Foba, maar al die tijd is het niet gelukt om betrokkene ergens anders geplaatst te krijgen. Van behandeling op de Foba is na zo’n lange tijd weinig meerwaarde meer te verwachten. Dit is schadelijk voor betrokkene én voor het behandeltraject.

Betrokkene heeft niet het vertrouwen dat er voldoende wordt ingezet om te komen tot een snelle en goede plaatsing. Alle kaarten zijn kennelijk gezet op Pluryn, terwijl in eerste instantie ook andere instellingen in aanmerking zouden kunnen komen, zoals De Catamaran en De Fjord (Lucertis). Er moet een doorbraak komen: betrokkene moet weer perspectief krijgen en overgeplaatst worden naar een goede behandelplek. Hij wil graag naar een GGZ-instelling, of dit nu Pluryn is of een andere instelling.

Betrokkene heeft hieraan nog toegevoegd dat er veel mensen, inclusief mensen van de groepsleiding, weggaan. De samenstelling van het hele team verandert daardoor regelmatig. Dat motiveert betrokkene niet om überhaupt op te staan. Uit frustratie vertoont betrokkene soms ongewenst gedrag. Betrokkene wil hoop krijgen op een goede plek, waar betrokkene zich thuis en veilig kan voelen. 

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep primair het volgende standpunt naar voren gebracht. De termijn van  zes weken voor het nemen van een beslissing ziet niet op verzoeken om overplaatsing vanuit een j.j.i.-instelling naar een GGZ-instelling en betrokkene zou daarom niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in het beroep.

Gelet op de lange wachtlijst en geringe doorstroom bij Pluryn is het thans nog onduidelijk of een feitelijke plaatsing aldaar mogelijk is.

Subsidiair is aangevoerd dat het zoeken van een juiste instelling waar betrokkene geplaatst zou kunnen worden helaas tijd vergt. Terwijl het punt van de advocaat voor een spoedige plaatsing absoluut ook begrijpelijk is, moet voorkomen worden dat er haastig tot een overplaatsing over wordt gegaan met als mogelijk gevolg dat betrokkene op een plek terecht komt waar niet de passende zorg en behandeling geboden kan worden.

De directeur van De Hartelborgt heeft een artikel 48 Bjj procedure ingezet. Op basis van de recente indicatiestelling van het NIFP is een lijst met geschikte GGZ-instellingen opgesteld. Daarmee wordt contact gezocht en gevraagd naar de bereidheid en mogelijkheid betrokkene op te nemen. Het is niet bekend hoe lang deze procedure zal duren. Het ligt bij het zorgteam van De Hartelborgt navraag te doen naar de mogelijkheden. Daaruit volgt dan een verzoek om overplaatsing. Het initiatief ligt niet bij de selectiefunctionaris.

In de r.j.j.i. start de behandeling. Nu er al een advies ligt betrokkene te plaatsen in Pluryn heeft de De Hartelborgt daar op ingezet. De selectiefunctionaris heeft geen invloed op de wachtlijsten bij GGZ-instellingen. Bekend is alleen dat er bij Pluryn op dit moment geen mogelijkheid is betrokkene op te nemen en er ook geen zicht is op het moment dat dat wel kan. Betrokkene’s verblijf op de Foba is bedoeld als crisisplaatsing. De periode van verblijf aldaar is gebruikt om betrokkene te stabiliseren.

 

4.         De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie het volgende.

Artikel 19, eerste lid, Bjj bepaalt dat de betrokkene het recht heeft bij de selectiefunctionaris een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. Onder inrichting wordt verstaan een justitiële jeugdinrichting als bedoeld in artikel 3a Bjj (aldus artikel 1, sub b, Bjj) of een afdeling daarvan (artikel 1, sub c, Bjj). Een GGZ- instelling valt daar niet onder en heeft ook geen plicht tot opname zoals een j.j.i. dat wel heeft.

Hoewel artikel 19 Bjj niet expliciet de mogelijkheid van verzoek van een jeugdige tot overplaatsing naar een ggz-instelling lijkt te kennen, brengt een redelijke wetstoepassing met zich dat ook een jeugdige zelf een dergelijk verzoek moet kunnen indienen en tegen de afwijzing van het verzoek, of het niet binnen zes weken daarop beslissen, beroep openstaat.

Dit te meer nu in het onderhavige geval de selectiefunctionaris in zijn brief aan de advocaat van de jeugdige zelf heeft toegezegd binnen zes weken het verzoek af te handelen.

Betrokkene kan daarom worden ontvangen in het beroep.

Betrokkene is de p.i.j.-maatregel opgelegd. De rechter kan ingevolge artikel 77v Wetboek van Strafrecht  adviseren over de plaats van tenuitvoerlegging. Dit advies kan de rechter van het vonnis deel uit laten maken. In het arrest van 5 september 2017 heeft het Gerechtshof  Den Haag geadviseerd de p.i.j.-maatregel ten uitvoer te laten leggen in de GGZ-instelling Pluryn. Hoewel dit advies niet bindend is, zal de selectiefunctionaris, hiervan alleen gemotiveerd kunnen afwijken.

Betrokkene ondergaat al geruime tijd de p.i.j.-maatregel in De Hartelborgt. Niet in geschil is dat De Hartelborgt aan betrokkene niet de noodzakelijke en passende behandeling kan bieden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat betrokkene op de wachtlijst staat voor de GGZ-instelling Pluryn, dat deze instelling ten tijde van de bestreden beslissing een wachtlijst kende van 85 personen en er tevens sprake was van een zeer beperkte doorstroom. Daarbij zijn er meermalen ontwikkelingen geweest die voorrang gaven aan specifieke (groepen) personen, waardoor slechts sporadisch mensen van de wachtlijst, zoals betrokkene, geplaatst konden worden.

De selectiefunctionaris heeft ter zitting aangegeven dat de directeur van de De Hartelborgt een actie in gang heeft gezet ingevolge zijn verplichting krachtens het bepaalde in artikel 48, derde lid, Bjj, waarin is bepaald dat de directeur zorg draagt voor overbrenging van de jeugdige naar de daartoe bestemde plaats, indien dit noodzakelijk is en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Daarbij wordt door De Hartelborgt op basis van een recente indicatiestelling gezocht naar andere voor betrokkene geschikte GGZ-instellingen.

Op basis van al het vorenstaande in onderlinge samenhang en verband bezien, kan geconcludeerd worden dat het voor betrokkene van groot belang is ten spoedigste geplaatst te worden in een instelling waar een passende behandeling geboden kan worden. Het kan de selectiefunctionaris, die zich waar mogelijk met de overplaatsing van betrokkene naar de betreffende GGZ-instelling heeft beziggehouden en zich overigens ook inspant om de verzochte overplaatsing te effectueren, niet worden verweten dat deze overplaatsing nog niet gerealiseerd is. 

Hoewel de beroepscommissie zich niet aan de indruk kan onttrekken dat bij een actiever navragen eerder bekend zou zijn geweest dat sprake was van een lange wachtlijst en daarmee al eerder naar een alternatief had kunnen worden gezocht, is deze indruk onvoldoende om te concluderen dat sprake is van verwijtbaar handelen in deze van de selectiefunctionaris.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat, zoals op de zitting reeds is benadrukt en tussen partijen niet in geschil is, de thans in gang gezette actie voor overbrenging van betrokkene naar een geschikte GGZ-instelling een spoedig vervolg dient te krijgen. De beroepscommissie gaat ervan uit dat de selectiefunctionaris hierin waar mogelijk een actieve rol vervult.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 13 november 2018.

 

 

 

                                    

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven