Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1543/GV, 8 september 2000, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1543/GV

betreft: [klager] datum: 8 september 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 10 augustus 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.Nobel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 2 augustus 2000 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Klagers vader is zeven maanden geleden overleden. Klager is weliswaar in staat gesteld om onder begeleiding een afscheidsbezoek te brengen aan zijn vader in de rouwkamer, maar klager mocht de begrafenis niet bijwonen. Klager is totop heden niet in de gelegenheid gesteld om het graf van zijn vader te bezoeken.
Om de dood van zijn vader te kunnen verwerken is het voor klager van zwaarwegend belang om te zien op welke plek zijn vader begraven ligt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een bezoek aan het graf van een dierbare eenbelangrijke bijdrage kan leveren aan de rouwverwerking.
Het incidentele verlof hoeft slechts een paar uur te duren. Het graf van klagers vader bevindt zich in Den Haag, zodat er geen sprake is van een lange reistijd. Klager gaat akkoord met een verlof onder begeleiding.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister heeft, gelet op de terzake verkregen inlichtingen en adviezen, geen aanleiding kunnen vinden om het verzoek van klager in te willigen.
Aan klager is eerder incidenteel verlof toegekend waarbij hij de gelegenheid kreeg om een afscheidsbezoek te brengen aan zijn vader in de rouwkamer. Het bezoeken van een graf wordt slechts bij hoge uitzondering toegestaan wanneerbijvoorbeeld de gedetineerde geen afscheid van de overledene heeft kunnen nemen. Daarvan is hier geen sprake.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het penitentiair complex Scheveningen heeft negatief geadviseerd op de verlofaanvraag, aangezien klager eerder in staat is gesteld afscheid te nemen van zijn vader in de rouwkamer. De officier van justitie te DenHaag heeft aangegeven dat het verzoek om incidenteel verlof niet zal kunnen worden gehonoreerd. Daarentegen is de officier van justitie van oordeel dat klager om humanitaire redenen in staat moet worden gesteld een kort bezoek aanhet graf van zijn vader te brengen. Dit bezoek dient te worden begeleid.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 13 mei 1997. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 november 2001. Aansluitend dient hijeventueel nog subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal 24 dagen.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in depersoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
In dit kader regelt artikel 24, eerste lid, van de Regeling de mogelijkheid van een bezoek in verband met het overlijden van, onder meer, de ouder van de gedetineerde.
Het tweede lid bepaalt dat het bezoek kan bestaan uit het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.

De beroepscommissie merkt op dat nu klager in de gelegenheid is gesteld een bezoek te brengen aan de rouwkamer hiermee op toereikende wijze is voorzien in de verlening van incidenteel verlof in verband met het overlijden van klagersvader. Gelet hierop is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijkof onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter,
mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel , leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 september 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven