Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-476, 4 oktober 2018, schorsing
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                          

Nummer          : S-476

Betreft : [verzoeker]    datum: 4 oktober 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 1 oktober 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende zeven dagen, ingaand op 1 oktober 2018 om 13.00 uur en eindigend op 8 oktober 2018 om 13.00 uur, wegens het aantreffen van een mes en een extra televisietoestel op verzoekers cel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 oktober 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 oktober 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de bestreden beslissing te laat aan verzoeker is uitgereikt. Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de schriftelijke beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf pas op 3 oktober 2018 om 14.15 uur is uitgereikt, wat neerkomt op ruimschoots meer dan 49 uur na het ingaan van de disciplinaire straf.

De directeur heeft hiervoor geen verschoonbare reden aangevoerd.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dan ook niet voldaan aan voormelde bepaling.

Gelet hierop zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven