Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-505, 12 oktober 2018, schorsing
Uitspraakdatum:12-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-505

Betreft : [verzoeker]    datum: 12 oktober 2018

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door mr. I. de Vos namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 4 oktober 2018, inhoudende de verlenging van verzoekers afzondering.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 oktober 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 11 en 12 oktober 2018.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek, verkort weergegeven, als volgt toegelicht.

De beslissing is ongedateerd en niet geconcretiseerd. Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet op welke periode de verlenging van de maatregel ziet. Er staat geen dagtekening op de schriftelijke mededeling. Kenbaar moet zijn waar een beslissing over gaat.

Verzoeker is afgezonderd na een ernstig agressief incident in de inrichting op 26 maart 2018, waarbij een medewerkster door verzoeker ernstig is verwond. Dit incident heeft reden gegeven verzoeker extra te kunnen monitoren en heeft tot het opleggen van de maatregel van afzondering geleid. De maatregel is tot op heden steeds verlengd. Inmiddels is er geen noodzaak meer tot handhaving van de maatregel.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende, verkort weergegeven, naar voren.

Er kan geen ander (ingevuld) exemplaar van de schriftelijke mededeling dan die door de raadsman is overgelegd, worden verstrekt.

De ordemaatregel is opgelegd naar aanleiding van een fysiek agressief incident in maart 2018. Naar aanleiding van het incident zijn de vroegsignalering, bejegeningsstijl en zijn dagprogramma aangepast. Verzoeker stemt in met het gebruik van clozapine. In psychiatrisch opzicht wordt vooruitgang gezien. In de maanden die volgen, blijft sprake van een wisselend toestandsbeeld, al lijken de interventies langzaamaan bij te dragen aan de psychiatrische stabiliteit van verzoeker. Recent is verzoeker relatief stabieler. Zijn geladenheid en vijandigheid nemen af. Hij is, hoewel hij in zijn hoofd druk bezig lijkt te zijn met meerdere psychotisch ingegeven thema’s, overwegend goed benader- en begeleidbaar. Hoewel hij eenmaal de wens uitte te willen stoppen met clozapine continueert hij zijn inname zonder bezwaren. Hij volgt een naar draagkracht ingericht programma dat beperkt wordt uitgebreid. Vanwege het grillige toestandsbeeld is afzondering uit veiligheidsoverwegingen voorlopig nog van belang om prikkels te reduceren en psychiatrische ontregeling te voorkomen, waardoor tevens het risico van agressie wordt geminimaliseerd.

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot verlenging van verzoekers ordemaatregel van afzondering zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Met de raadsman stelt de voorzitter vast dat in de schriftelijke mededeling geen ingangsdatum van de verlenging van de afzondering is vermeld en geen motivering is opgenomen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de verlenging van de afzondering noodzakelijk was.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn  dergelijke formele fouten ernstig, maar rechtvaardigen zij in dit geval, gelet op de door het hoofd van de inrichting verstrekte inlichtingen over het aanwezig geachte veiligheidsrisico, geen schorsing. Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting volgt dat nog steeds sprake is van een grillig toestandsbeeld, waarbij het uit veiligheidsoverwegingen nog van belang is om prikkels te reduceren en psychiatrische ontregeling te voorkomen, waardoor het risico van agressie zal worden geminimaliseerd. De voorzitter gaat ervan uit dat nu verzoeker relatief stabieler is, telkens bezien zal worden of zijn programma kan worden uitgebreid.

De voorzitter beveelt de inrichting aan om terstond maatregelen te treffen om de hierboven vermelde formele fouten te voorkomen.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 oktober 2018.

 

         

 

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

 

Naar boven