Nummer : S-568
Betreft : [verzoeker] datum: 23 oktober 2018
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B. Hartman, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 17 oktober 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende veertien dagen, ingaand op 16 oktober 2018 om 21.00 uur en eindigend op 30 oktober 2018 om 21.00 uur, wegens het bezit van twee mobiele telefoons, een simkaart en een oplader en een hoeveelheid hasj.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 18 oktober 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 oktober 2018.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder twee schriftelijke verslagen van
16 oktober 2018, blijkt dat bij een inspectie van verzoekers cel op 15 oktober 2018 om 23.00 uur een smartphone, een simkaart en een oplader zijn aangetroffen.
Op 16 oktober 2018 om 18.00 uur is bij een celinspectie een mobiele telefoon, een blokje hasj en een joint aangetroffen..
De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat in het schriftelijke verslag dat is opgemaakt naar aanleiding van de vondst van de eerste telefoon, een simkaart en een oplader is vermeld dat het verslag niet aan verzoeker is aangezegd, zoals artikel 50, eerste lid, van de Pbw eist.
Gelet op het voorgaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 23 oktober 2018.
secretaris voorzitter