Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-405, 14 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-405

betreft: [Klager]           datum: 14 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 oktober 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.A.M. Engels, gehoord. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Van hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht, is een verslag opgemaakt, dat aan de directeur, alsmede aan klager en zijn raadsvrouw is verzonden. Op 19 oktober 2018 zijn reacties op dit verslag van de directeur en van klagers raadsvrouw bij de Raad binnengekomen. Op 30 oktober 2018 is een reactie van klagers raadsvrouw op voormelde reactie van de directeur van 19 oktober 2018 bij de Raad binnengekomen.  

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager tijdens de voor arbeid bestemde uren wordt ingesloten, terwijl hij arbeidsongeschikt is (NM-2017-506).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft, anders dan de directeur stelt, nooit een arboarts gezien. De arboarts is op 9 augustus 2017 niet komen opdagen voor een consult met klager en hij is pas op 21 augustus 2017, ver na het geplande consult, overgeplaatst. Twee medewerkers, J. en P., kunnen daarover verklaren. Klager heeft twee hersenbloedingen gehad, als gevolg waarvan hij arbeidsongeschikt was en ook als zodanig werd beschouwd. Anders dan de directeur aanvoert, heeft klager niet de mogelijkheid gehad met een boek naar de arbeid te gaan. Hij is op 2, 3 en 4 mei 2017 met een boek naar de arbeid gegaan en is toen door de werkmeesters naar de afdeling teruggestuurd en ingesloten, omdat zij dat niet passend achtten. Ook daarover kunnen J. en P. verklaren. Lezen is bovendien een stilteactiviteit en dit is onmogelijk in een zaal met herrie van machines en harde muziek. Het lezen van een boek in de bibliotheek zou als vervangende activiteit meer op zijn plaats zijn geweest. Aan dat voorstel is echter geen gehoor gegeven. Gedetineerden die aan het plusprogramma deelnemen, mogen normaliter 58 uur per week buiten hun cel verblijven en gedetineerden die aan het basisprogramma deelnemen, mogen 38 uur per week buiten hun cel verblijven. Klager nam deel aan het plusprogramma, maar mocht – nu hij tijdens de voor arbeid bestemde uren werd ingesloten – minder dan 38 uur per week buiten zijn cel verblijven en werd zodoende, ondanks zijn goede gedrag, slechter behandeld dan gedetineerden die aan het basisprogramma deelnamen. Klager is twintig uren per week gedurende zestien weken, in totaal 320 uren, ten onrechte tijdens de voor arbeid bestemde uren ingesloten geweest. De directeur heeft zich, nu hij niet voor vervangende of passende arbeid of een alternatief voor klager heeft gezorgd, niet aan zijn inspanningsverplichting gehouden. Klager verzoekt een tegemoetkoming van € 1.000,= voor de uren die hij ten onrechte ingesloten is geweest.  

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beroepscommissie heeft in onder meer RSJ 21 december 2015, 15/2801/GA, en RSJ 7 februari 2017, 16/3395/GA, geoordeeld dat de directeur aan zijn zorgplicht voldoet door gedetineerden die arbeidsongeschikt zijn verklaard, een vervangend programma aan te bieden. Klager, die nimmer arbeidsongeschikt is verklaard, maar die als gevolg van een menselijke fout onterecht als zodanig in het systeem was genoteerd, is in de p.i. Nieuwegein een dergelijk vervangend programma aangeboden. In artikel 3.2 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein is vastgelegd dat gedetineerden die arbeidsongeschikt zijn verklaard, tijdens de voor arbeid bestemde uren op de arbeidszaal – zo lang het werkproces en de orde en rust op de werkzaal niet worden verstoord – iets voor zichzelf mogen doen, zoals een boek of krant lezen of met andere gedetineerden praten. Indien een arbeidsongeschikte gedetineerde niet aan het vervangend programma wenst deel te nemen, kan hij niet met de celdeur open op de afdeling verblijven. Daarvoor is niet voldoende personeel beschikbaar. De beklagcommissie heeft in een uitspraak van 13 september 2018 met kenmerk NM-2018-471 bovendien geoordeeld dat de directeur aan zijn zorgplicht heeft voldaan door een vervangend programma op de arbeidszaal aan te bieden en dat het feit dat dit niet het door klager gewenste vervangende programma is, dat niet anders maakt. De directeur heeft dan ook geen verplichting een ander alternatief aan te bieden. Klager heeft er zelf voor gekozen te worden ingesloten. Hem is een vervangend programma aangeboden, maar daaraan heeft hij niet willen deelnemen. Nu ten onrechte in het systeem stond dat hij arbeidsongeschikt was, is hem logischerwijze geen passende arbeid aangeboden. Klager heeft op 9 mei 2017 een consult met de arboarts gehad. Daarbij is vastgesteld en te kennen gegeven dat klager niet arbeidsongeschikt is en aangepast werk kan doen. Hij heeft dit niet gemeld, als gevolg waarvan hij onterecht ziekengeld verstrekt heeft gekregen. Hij is op 6 juli 2017 niet verschenen voor een consult met de arboarts, strekkende tot herbeoordeling van zijn arbeidsgeschiktheidsstatus. Op 9 augustus 2017 is opnieuw een aanvraag voor een herbeoordeling van klagers arbeidsgeschiktheidsstatus gedaan, maar deze heeft als gevolg van klagers overplaatsing naar de p.i. Dordrecht niet meer kunnen plaatsvinden.  

3.         De beoordeling

Voor zover klager heeft verzocht inrichtingsmedewerkers J. en P. te laten verklaren over het consult met de arboarts op 9 augustus 2017 en het feit dat klager met een boek van de arbeid is weggestuurd, wijst de beroepscommissie dit verzoek af, nu zij de noodzaak van een dergelijke verklaring niet aanwezig acht en zij zich op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, voldoende ingelicht acht.

In artikel 3.2 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein is bepaald dat gedetineerden die arbeidsongeschikt zijn verklaard naar de arbeidszaal gaan, tenzij zij ervoor kiezen op cel te worden ingesloten. Zij mogen het productieproces op de arbeidszaal niet negatief beïnvloeden door medegedetineerden van het werk te houden en/of onfatsoenlijk gedrag te tonen dat de orde, rust en veiligheid verstoort. Zij kunnen niet op de afdeling blijven, tenzij zij wensen te worden ingesloten.

De directeur heeft aangevoerd dat de arboarts klager arbeidsgeschikt heeft verklaard en in staat heeft geacht passende arbeid te verrichten, maar dat per abuis in het systeem was genoteerd dat klager arbeidsongeschikt was. De beroepscommissie gaat er, wat ook van het voorgaande zij, bij haar beoordeling evenwel van uit dat klager arbeidsongeschikt was, nu hij in de p.i. Nieuwegein ook als zodanig was aangemerkt.

Uit artikel 21 van de Pbw volgt dat gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid worden gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen en dat zij zich overigens in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte ophouden. Dit impliceert dat gedetineerden die niet aan de arbeid deelnemen, mogen worden ingesloten. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie geldt deze regel evenwel niet voor gedetineerden die door structurele omstandigheden in hun persoon gelegen, zoals langdurige of permanente arbeidsongeschiktheid, niet aan de arbeid kunnen deelnemen. De directeur heeft ten aanzien van deze gedetineerden de inspanningsverplichting hen niet alleen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten hun verblijfsruimte op te houden, maar hen ook zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden.

De directeur heeft te kennen gegeven dat klager in de gelegenheid is gesteld met een boek naar de arbeid te gaan, althans (conform artikel 3.2 van de huisregels) op de arbeidszaal iets voor zichzelf te doen. Daarmee heeft de directeur aan voormelde inspanningsverplichting klager een vervangend programma aan te bieden, voldaan. Het feit dat klager, zo hij heeft aangevoerd, op 2, 3 en 4 mei 2017 – na aanvankelijk te hebben aangegeven dat dit 2, 3 en 4 maart 2017 betrof – met een boek van de arbeid zou zijn weggestuurd, maakt dat, wat daarvan ook zij, niet anders, nu klager pas op 28 april 2017 (vanuit de p.i. Krimpen aan den IJssel) naar de p.i. Nieuwegein is overgeplaatst en eerst op 9 mei 2017 door de arboarts is gezien. Hetgeen klager heeft aangevoerd over het feit dat lezen een stilteactiviteit is die in een zaal met herrie van machines en harde muziek niet is uit te oefenen en dat het door de directeur aangeboden vervangende programma – zo begrijpt de beroepscommissie – niet naar klagers wens was, maakt het evenmin anders.

Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de directeur klager tijdens de voor de arbeid bestemde uren in te sluiten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.         

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 14 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven