Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-367, 13 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:13-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-367

Betreft : [klager]          datum: 13 september 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 september 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van twaalf dagen opsluiting in eigen cel, ingaand op 7 september 2018 om 8.00 uur en eindigend op 19 september 2018 om 8.00 uur, wegens het niet meewerken aan een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 7 september 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 september 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk dat verzoeker op 6 september 2018 niet heeft meegewerkt aan het afnemen van nog een urinecontrole. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen kan bij een weigering van medewerking aan het afnemen van een urinecontrole een disciplinaire straf worden opgelegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is een weigering van medewerking aan een urinecontrole voor wat betreft de ernst van de overtreding ook gelijk te stellen aan een positieve urinecontrole, waarvoor op grond van de Sanctiekaart 2016 een disciplinaire straf van maximaal vijf dagen in de eigen cel opgelegd kan worden Verzoeker is een disciplinaire straf opgelegd van twaalf dagen voor het niet meewerken aan een urinecontrole. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan de directeur van het in de Sanctiekaart vermelde beleid afwijken maar dient hij, indien die afwijking ten nadele van betrokkene is, extra te motiveren waarom in dit geval een zwaardere straf op zijn plaats is. De directeur heeft niet gemotiveerd waarom hij heeft afgeweken van de straf die daarvoor staat in de Sanctiekaart Landelijk 2016. De directeur heeft wel in zijn toelichting aangegeven dat er sprake was van ander strafwaardig gedrag, zoals het op 5 september 2018 vertonen van agressief gedrag jegens personeel, maar dat is niet genoemd in de bestreden beslissing en kan dus ook niet worden meegenomen bij de vraag of sprake is geweest van een passende bestraffing. Zodoende zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het schorsingsverzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur per direct tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 13 september 2018

                     

                                                                             

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven