Nummer : S-352
Betreft : [verzoeker] datum: 10 september 2018
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.A.D. Oomes, namens
[…], verder verzoeker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 16 augustus 2018 waarin verzoeker is opgeroepen zich op 11 september 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught voor het ondergaan van twee gevangenisstraffen van in totaal tien jaar.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het verzoekschrift van 6 september 2018, van het bezwaarschrift van 24 augustus 2018, van de beslissing op het bezwaarschrift van 4 september 2018, het op 6 september 2018 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 10 september 2018 alsmede van de aanvullende reactie van verzoekers raadsman van 10 september 2018.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker is op 16 augustus 2018 opgeroepen zich op 11 september 2018 te melden in de gevangenis van de p.i. Vught voor het ondergaan van twee gevangenisstraffen van in totaal tien jaar. Verzoeker heeft daartegen op 24 augustus 2018 bezwaar ingediend dat op 4 september 2018 ongegrond is verklaard. Verzoeker is van mening niet detentiegeschikt te zijn. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing gebaseerd op een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) van 3 mei 2018. Voornoemd advies was niet door de selectiefunctionaris, maar door het Openbaar Ministerie opgevraagd in het kader van verzoekers gratieverzoek. Dat gratieverzoek is afgewezen. Verzoeker heeft bij het bezwaarschrift van 24 augustus 2018 een medisch stuk overgelegd van zijn longspecialist van 28 augustus 2018 waarin de longspecialist ingaat op zijn eerdere verklaring van 24 april 2018 die was gebruikt voor het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA van 3 mei 2018. De longarts geeft aan te vermoeden dat zijn informatie niet geheel correct is geïnterpreteerd. De selectiefunctionaris heeft het nieuwe medische stuk van 28 augustus 2018 niet voor advies aan de medisch adviseur van de afdeling IMA voorgelegd alvorens een beslissing op bezwaar te nemen, hetgeen de voorzitter wel zou verwachten. De voorzitter is daarom van oordeel dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris tot het moment dat de beroepscommissie heeft beslist.
2. De uitspraak.
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris op 10 september 2018
secretaris voorzitter