nummer: 17/3789/GA
betreft: [klager] datum: 5 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 november 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een schending van de zorgplicht van de directeur door niet adequaat te reageren op klachten over stank en geluidsoverlast door een dieselgenerator (GO 2017/284).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het is feitelijk onjuist dat de directeur direct na het bekend worden van de klachten in overleg is getreden met de uitvoerder en passende maatregelen heeft genomen. De klachten bestonden al vanaf mei 2017. De directeur heeft pas na het indienen van het klaagschrift maatregelen getroffen.
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Voor zover klager in het klaagschrift van 10 juli 2017 heeft bedoeld beklag in te stellen tegen het niet reageren van de directeur op klachten over stank en geluidsoverlast vanaf
mei 2017 kan hij, gelet op het bepaalde in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, niet in het beklag worden ontvangen ten aanzien van de periode vanaf mei 2017 tot en met 2 juli 2017. De beroepscommissie zal in zoverre de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat hij klager, om de overlast voor hem te beperken, heeft overgeplaatst naar een andere cel. Voorts is gebleken dat de directeur al ruim voorafgaand aan de indiening van het klaagschrift op 10 juli 2017, namelijk eind
juni 2017, met de uitvoerder in overleg is getreden en dat toen al is afgesproken dat de dieselgenerator zou worden verplaatst. Deze verplaatsing was door omstandigheden, die niet kunnen worden toegerekend aan de directeur, niet eerder dan op 17 juli 2017 mogelijk.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie met betrekking tot de periode van 3 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter met betrekking tot de periode vanaf mei 2017 tot en met 2 juli 2017 en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de periode van 3 juli 2017 tot en met
10 juli 2017 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 5 juni 2018.
secretaris voorzitter