Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1672/TP, 28 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1672/TP

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 22 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

alsmede van een op 24 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 16 juli 2003 verlengd tot 14 oktober 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraken veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd,respectievelijk tot een gevangenisstraf van 30 dagen.
Bij brief van 7 december 2001 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 21 juli 2002 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 15 juli 2003, uitgereikt aan klager op 17 juli 2003, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 16 juli 2003 metdrie maanden is verlengd tot 14 oktober 2003. Klager is terzake op 10 juli 2003 gehoord.
De datum van invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 30 november 2003.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught.
De Minister heeft aangegeven op 29 augustus 2003 te hebben beslist klager te plaatsen in de tbs-inrichting Flevo Future, locatie Amsterdam te Amsterdam. Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wacht al vele maanden op plaatsing en dient zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting te worden geplaatst. Klager is 22 jaar. Op grond van artikel 43, derde lid, onder d, van de Penitentiaire maatregel (Pm) dient hij dan ookeerder in aanmerking te komen voor plaatsing in een tbs-inrichting dan de reguliere plaatsing zoals die is bepaald in artikel 42 Pm. Hij is het wachten moe. Hij is zeer gemotiveerd om met zijn behandeling te beginnen teneinde eenstap in de goede richting te kunnen gaan zetten. Het verblijf in een p.i. doet hem geen goed. De maatschappelijk werker belt elke week met het departement. Ook de psycholoog is van mening dat klager in een tbs-inrichting geplaatstmoet worden. Zijn psychische gesteldheid is zorgelijk.
Volgens de door de Minister overgelegde medische verklaring is klager formeel niet detentieongeschikt, maar wordt een snelle plaatsing zeer gewenst geacht. Daar klager al lange tijd wacht, nog jong is en een ernstigepsychopathologie heeft, acht de justitieel forensisch psychiater een langere duur van de wachttijd in feite ongewenst. Klager komt een passende tegemoetkoming toe voor ten onrechte verblijf als passant in een p.i.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de bestreden beslissing te laat aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen niet binnen de in artikel 76 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) genoemde termijn in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klagers v.i.-datum isbepaald op 30 november 2003. De titel van de vrijheidsstraf ligt derhalve nog ten grondslag aan klagers verblijf in een p.i.
Niet is gebleken van de noodzaak klager met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. In tegenstelling tot hetgeen klager heeft gesteld, zijn ten aanzien van hem voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrentdetentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. De opgevraagde medische verklaring zal na ontvangst worden nagezonden. Voorts kan vanwege de leeftijd van de gedetineerde, conform artikel 43, derde lid, onder d, Pm,worden bepaald dat de plaatsing in een tbs-inrichting op een eerder tijdstip plaatsvindt. De Minister heeft echter geen advies als bedoeld in het eerste lid van artikel 43 Pm ontvangen, nu de procedure als bedoeld in artikel 27 vande Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing niet is opgestart.
Op 22 augustus 2003 is klager gehoord over het voornemen hem te plaatsen in Flevo Future te Amsterdam. Aansluitend heeft de Minister op 29 augustus 2003 beslist klager in die inrichting te plaatsen.
Voor zover de beroepscommissie het beroep gegrond mocht achten zijn er geen gronden voor het toekennen van een tegemoetkoming, gelet op het feit dat aan klagers verblijf in een p.i. de titel van vrijheidsstraf ten grondslag ligt.

4. De beoordeling
Klager is op 10 juli 2003 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 16 juli 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 15 juli 2003, die op 17 juli 2003, derhalve na het verstrijken van de wachttermijn, aanklager is uitgereikt, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Ministertot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevensopgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Blijkens de medische verklaring d.d. 10 september 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Bosch heeft klager tijdens het onderzoek op 9 september 2003 aangegeven dat hij zich redelijk goed kan handhaven op de individuelebegeleidingsafdeling van de p.i. Vught, maar dat hij het erg moelijk vindt om lang te moeten wachten op zijn behandeling. Klager lijdt aan een paranoïde psychose. Door de medicijnen zegt klager minder achterdochtig te zijn en ookminder vaak stemmen te horen, maar door spanningen op de afdeling neemt zijn psychose soms toe. Klager zegt zich dan slechts met moeite te kunnen beheersen, omdat hij anders in een vlaag van angst en achterdocht de neiging heeftmensen aan te vliegen. Tot incidenten is het de laatste tijd echter niet meer gekomen. Uit overleg met de medewerkers van de afdeling waar klager verblijft, wordt duidelijk dat klager zich redelijk op de afdeling kan handhaven endat hij niet als detentieongeschikt moet worden gezien.
De forensisch psychiater meent dat gesteld kan worden dat een langere duur van de wachttijd in feite als ongewenst moet worden gezien op basis van het feit dat klager al lange tijd wacht op plaatsing, alsmede op basis van zijn jongeleeftijd en de ernst van zijn psychopathologie. Geconcludeerd wordt dat klager niet detentieongeschikt is, maar dat desondanks een snelle plaatsing in een tbs-inrichting zeer gewenst is.
De beroepscommissie gaat er, gelet op de inhoud van de medische verklaring en de omstandigheid dat de Minister ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen signalen inzake detentieongeschiktheid vanuit de p.i. vanverblijf heeft ontvangen, van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager wegens detentieongeschiktheid bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

Klagers jonge leeftijd kan evenmin tot het oordeel leiden dat klager met voorrang boven andere wachtenden in een tbs-inrichting dient te worden geplaatst, nu de Minister geen daartoe strekkende adviezen van het Penitentiair SelectieCentrum (op initiatief van de directeur van de p.i. van klagers verblijf) respectievelijk de adviescommissie geestelijk gestoorde gedetineerden, als genoemd in artikel 27 eerste en derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing enoverplaatsing gedetineerden heeft ontvangen.

Wel vraagt de beroepscommissie in het licht van bovenvermelde medische verklaring de aandacht van de Minister voor een spoedige plaatsing van klager in een tbs-inrichting.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 16juli 2003 tot 14 oktober 2003.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 16 juli 2003 tot 14 oktober 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven