Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3566/GA, 5 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3566/GA

betreft: [klager]            datum: 5 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de nalatigheid van de directie om op te treden tegen het roken en blowen op de wc’s bij de arbeidszaal (LW-2017-237).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

De uitspraak van de beklagcommissie schept verbazing, nu een eerder beklag inzake hetzelfde onderwerp gegrond is verklaard. In het beklag is duidelijk verwoord waar het beklag op ziet, namelijk op het niet optreden tegen het roken op de toiletten bij de werkzaal sinds de gegrondverklaring op 24 maart 2017. In de periode tussen 24 maart en 9 juni 2017 is onvoldoende opgetreden tegen het roken. De twee controles die zijn gehouden in maart, waren oppervlakkig en kregen geen vervolg in de maanden erna. Klager heeft hierover tevens gesproken met werkmeesters en de directrice. Op papier heeft weliswaar een aanscherping van het rookbeleid plaatsgevonden, maar de voornemens zijn in de praktijk niet uitgevoerd. Dit is door de directeur (deels) erkend tijdens de zitting op 20 oktober 2017 bij de beklagcommissie.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.

De directie heeft voldoende inspanningen verricht. Allereerst is een randomizer geleverd en geplaatst. Dit was reeds gerealiseerd ten tijde van het verweer. Voorts zijn tweewekelijkse totaalcontroles uitgevoerd. Er zijn tevens andere opties besproken om het roken op de arbeid te verminderen. Het inkorten van de toiletdeur bleek niet mogelijk, omdat het gebouw gehuurd wordt. Het installeren van een rookmelder heeft niet het gewenste effect, omdat deze niet gevoelig genoeg zijn om sigarettenrook op te vangen. Ten slotte is het sanctiebeleid en de uitvoering daarvan verscherpt.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de klacht van klager zo dat deze ziet op de op de periode tussen de gegrondverklaring van een soortgelijke klacht door de beklagcommissie op

24 maart 2017 en het indienen van de onderhavige klacht op 9 juni 2017.

Onweersproken is door klager gesteld dat hij zich enkele malen tot personeelsleden van de inrichting en de directeur heeft gewend met het verzoek maatregelen te nemen tegen de rookoverlast. De directeur heeft een verantwoordelijkheid om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven.

De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken blijkt dat het probleem bij de directie onder de aandacht is. Er is weliswaar beleid gemaakt tegen het roken, maar in de praktijk heeft de directeur onvoldoende opgetreden tegen het roken en blowen op de wc’s bij de arbeid, waarvan klager last heeft gehad. De directeur heeft derhalve zijn zorgplicht geschonden. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 10,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 juni 2018.

 

 

 secretaris        voorzitter

 

Naar boven