Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1502/TP, 28 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1502/TP

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 2 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.S.E.M. Cantineau, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.E.M. Cantineau om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 27 juni 2003 verlengd tot 25 september 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 19 december 2001 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 3 januari 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk op deindividuele begeleidingsafdeling (IBA) van het huis van bewaring (h.v.b.) De Grittenborgh te Hoogeveen.
Nadat de Minister bij beschikking d.d. 10 oktober 2002 had besloten klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht), heeft de Minister bij beschikking d.d. 25.02.03 die eerdereplaatsingsbeslissing vanwege de lange wachttijd voor plaatsing in Veldzicht ingetrokken en besloten tot plaatsing van klager in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van hetberoep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De verlengingsbeslissing is onvoldoende c.q. niet gemotiveerd nu deze algemeen is geformuleerd en niet is toegesneden op de individuele situatie van klager. Klager verblijft alanderhalf jaar als tbs-passant in een h.v.b., hetgeen te lang is. Hij dient zo spoedig mogelijk te worden geplaatst in een tbs-inrichting waar aan zijn behandeling kan worden gewerkt overeenkomstig het opgelegde vonnis van derechter.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de bestreden beslissing op 27 juni 2003, derhalve te laat, aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 18 maanden maanden in een h.v.b. Gelet opdie duur is klager op 20 januari 2003 een aanbod tot een tegemoetkoming gedaan. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door deaanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting vanklagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De opgevraagde medische verklaring zal na ontvangst worden nagezonden.

4. De beoordeling
Klager is op 12 mei 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 27 juni 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 20 juni 2003, die op 27 juni 2003 aan klager is uitgereikt, geïnformeerd over deverlenging van de passantentermijn met ingang van 27 juni 2003.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager als gevolg van de bestreden beslissing langer dan 18 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in ditgeval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 18 augustus 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Assen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoordmoest worden beschouwd. Met de geboden structuur en de antipsychotische medicatie blijft klager redelijk in evenwicht. Wel vermeldt de forensisch psychiater dat een zo langdurig verblijf als tbs-passant de al geringe motivatie totbehandeling vanzelfsprekend nog verder onder druk zet, alsmede dat het daarnaast de vraag is in hoeverre klager door het gebrek aan adequate behandeling niet verder zal afglijden.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing nog geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Wel hecht de beroepscommissie er aan de Ministerdringend te verzoeken een spoedige plaatsing van klager te realiseren, gelet op de duur van klagers passantentermijn en het door de forensisch psychiater genoemde gevaar van afglijden van klager.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden. Weliswaar heeft de Minister klager een aanbod tot eentegemoetkoming gedaan, maar ten tijde van de behandeling van het beroep stond niet vast dat terzake een vaststellingsovereenkomst tussen klager en de Minister was gesloten.
De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat ditbedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven