Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1938/GM, 5 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          17/1938/GM

betreft: [klager]            datum:  5 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 juni 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman mr. P.H.A. de Boer, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 februari 2017, betreft het niet tijdig verlenen van voldoende zorg in verband met klagers duimletsel.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. In september 2016 heeft klager tijdens het sporten letsel opgelopen aan zijn linker duim. Hij heeft meerdere malen gevraagd om foto’s te laten maken, maar dit werd geweigerd. De medische dienst meende dat er geen sprake was van een breuk. Klager werd voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Na klagers plaatsing in de p.i. Almere, medio december 2016, bestond het vermoeden van een breuk en is klager verwezen naar het ziekenhuis. Op de gemaakte foto’s was een breuk zichtbaar. Klager werd andermaal in de p.i. Alphen aan den Rijn geplaatst en heeft geruime tijd moeten wachten op gips en fysiotherapie. Klagers klacht richt zich tegen het aanvankelijk niet constateren van de breuk en het vervolgens uitblijven van een snelle behandeling na het constateren van de breuk. Klager heeft tweemaal eerder een klacht hierover ingediend, maar heeft het gevoel dat de klacht niet serieus wordt genomen.

De inrichtingsarts heeft op het beroep gereageerd door te verwijzen naar het standpunt van de medisch adviseur van 7 juni 2017.

3.         De beoordeling

Uit de stukken en het medisch dossier komt naar voren dat klager op 19 september 2016 tijdens het voetballen een trauma aan zijn duim heeft opgelopen doordat een bal tegen zijn duim aankwam waardoor de duim is dubbelgeklapt. Klager is diezelfde dag gezien door de verpleegkundige en vervolgens op 27 en 28 september 2016 en op 13, 14 en 28 oktober 2016 gezien door de verpleegkundige en de inrichtingsarts. Klager heeft telkens gemeld dat de pijnklachten aanbleven. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts een actiever beleid had  dienen te volgen door klager eerder te verwijzen voor het maken van een röntgenfoto. In zoverre zal het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 25,=.

Na klagers voorwaardelijke invrijheidstelling is hij wederom gedetineerd geraakt en op 19 januari 2017 vanuit de p.i. Almere geplaatst in de p.i. Alphen aan den Rijn. Wat betreft het medisch handelen tot aan het moment van indiening van de klacht op 3 februari 2017 is de beroepscommissie van oordeel dat dit handelen niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De klacht van klager is onvoldoende onderbouwd. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft het medisch handelen vanaf september 2016 tot aan klagers invrijheidstelling later dat jaar.

Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 december 2017

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven