Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-313, 30 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:30-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-313

Betreft : [verzoeker]    datum: 30 augustus 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.)  Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 24 augustus 2018, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten gedurende zeven dagen, ingaande op 24 augustus 2018 om 15.30 uur en eindigend op 31 augustus 2018 om 15.30 uur, in verband met verzoekers veiligheid na een mishandeling door medegedetineerden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 augustus 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat is besloten tot oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten in verband met verzoekers eigen veiligheid, nadat hij had aangegeven te zijn mishandeld door medegedetineerden. De directeur geeft aan dat verzoeker op 27 augustus 2018 is overgeplaatst naar een andere afdeling, omdat de verhoudingen tussen verzoeker en zijn oorspronkelijke afdeling zijn geëscaleerd.

De opgelegde ordemaatregel blijft vooralsnog van kracht.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat de directeur, in aanmerking genomen verzoekers verwondingen en de op dat moment nog onbekende identiteit van zijn aanvallers, in redelijkheid kon beslissen tot het opleggen van de ordemaatregel. Een ordemaatregel wordt evenwel niet zonder meer ten uitvoer gelegd voor de duur waarvoor deze is opgelegd. Bij de oplegging van een ordemaatregel dient – anders dan bij de oplegging van een disciplinaire straf – tussentijds te worden getoetst of voortduring van de maatregel noodzakelijk is. De directeur heeft niet nader gemotiveerd waarom voortduring van de ordemaatregel na de overplaatsing van verzoeker naar een andere afdeling (nog steeds) noodzakelijk was.

Gelet daarop is de beslissing de bestreden ordemaatregel (in elk geval na 27 augustus 2018) te laten voortduren – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – genomen op gronden die deze niet geheel kunnen dragen, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 30 augustus 2018.

                             

 

 

secretaris                                                                    voorzitter

Naar boven