Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-450, 27 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:27-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : S-450

Betreft    : [verzoeker]                                                                           datum: 27 september 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 25 september 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen uitsluiting van deelname aan arbeid, ingaande op 25 september 2018 om 08.15 uur en eindigend op 9 oktober 2018 om 08.15 uur, wegens roken op de arbeidszaal.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 september 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 september 2018.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker op 24 september 2018 rapport is aangezegd wegens het roken op de arbeidszaal. Uit het schriftelijk verslag volgt dat de werkmeester verzoeker vorige week ook heeft gewaarschuwd toen verzoeker werd betrapt op het roken op de arbeidszaal. Verzoeker ontkent dat hij heeft gerookt en stelt dat een medegedetineerde aan het roken was. Daarnaast vindt verzoeker de opgelegde straf te zwaar, ook in vergelijking met de lagere straffen die aan medegedetineerden zouden zijn opgelegd voor deze overtreding.

Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt voor het negeren van het rookverbod in beginsel een disciplinaire straf van maximaal twee dagen opsluiting in de eigen cel.

Indien de directeur ten nadele van een gedetineerde van de Sanctiekaart wil afwijken, dient die afwijking niet alleen gemotiveerd te worden maar dient die motivering ook te worden opgenomen in de beslissing waarbij de disciplinaire straf wordt opgelegd. Nu de directeur geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van voormeld sanctiebeleid zouden kunnen rechtvaardigen, heeft de directeur de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de onderhavige beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst. 

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 27 september 2018.

 

 

 

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven