Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-415, 21 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:21-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : S-415

 

Betreft    :[verzoeker]                                                                            datum: 21 september 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. Smit, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Pompestichting, locatie Zeeland, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de volgende beslissingen van het hoofd van de inrichting:

a. oplegging van een individueel programma per 6 september 2018, waarbij verzoeker vier uur per dag is uitgesloten;
b. de inbeslagname van een aantal goederen van verzoeker op 6 september 2018;
c. de weigering telefoongesprekken te voeren, met uitzondering van geprivilegieerde contacten, per 6 september 2018 en
d. een maatregel van toezicht op post van of bestemd voor verzoeker per 7 september 2018.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 12 september 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 20 september 2018.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij terugkeer in de inrichting na afloop van een rechtbankzitting op 6 september 2018 werd verzoeker afgezonderd en is zijn kamer doorzocht wegens verdenking van drugshandel/drugsgebruik. Verzoeker werd hierdoor bevestigd in het idee dat hij geen eerlijke kans krijgt in het tbs-systeem.

T.a.v. a.: de uitslag van de laboratoriumtest laat lang op zich wachten maar het kan niet anders dan dat er Suboxone-tabletten zijn gevonden die verzoeker al langere tijd als anti-zuchtmiddel krijgt voorgeschreven. Verzoeker was geschrokken van het bericht dat Suboxone uit de handel werd genomen en er geen ander medicijn met dezelfde werkzame stoffen zou worden voorgeschreven. Hij heeft daarom zelf pillen opzij gelegd. Het vervangende middel, waar verzoeker veel slechte verhalen over heeft gehoord, wil hij niet slikken. Het afbouwen van Suboxone ging veel te snel en pas bij navraag door verzoekers advocaat werd duidelijk dat het middel niet uit de handel is genomen, maar er productieproblemen zouden zijn. Verzoeker erkent dat hij geen pillen had mogen opsparen, maar heeft dit in zijn ogen met een goede reden gedaan en heeft op een officiële wijze geprobeerd duidelijkheid te krijgen.

T.a.v. b: verzoekers DVD- en Blue Ray-speler, een kabel en een verloopstukje zijn ingenomen omdat deze niet correct zouden zijn ingevoerd. Ook was er en USB-ingang was niet afgedekt wegens de benodigde kabelaansluitingen. Verzoeker had hier bij binnenkomst echter toestemming voor gekregen. Bovendien had de inbeslagname slechts enkele dagen hoeven duren en mist verzoeker de goederen nog steeds.

T.a.v. c: door de maatregel kan verzoeker geen contact onderhouden met zijn door de inrichting toch al dramatisch verminderde netwerk.

T.a.v. d: verzoeker ontkent enige betrokkenheid bij handel in drugs en zijn eigen (soft)drugsgebruik is een ‘publiek geheim’. Door de postcontrole voelt verzoeker zich in zijn privacy aangetast.

De bedoeling van verzoekers longstay-plaatsing zou zijn de kwaliteit van zijn leven te verbeteren door hem zoveel mogelijk met rust te laten en geen behandeldruk op te leggen. Het tegendeel wordt echter gedaan en de frustratie loopt hierdoor bij verzoeker op. Verzoeker stelt de inrichting aansprakelijk voor de gevolgen van de onterecht opgelegde maatregelen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren. Verzoeker is bekend met middelengebruik en dit heeft een luxerende werking op zijn pathologie en vergroot de kans op impulsdoorbraken en daarmee incidenten. Op 6 september 2018 zijn tijdens een kamercontrole pillen aangetroffen, verstopt in pakjes rookwaar. Het behandelteam vermoedt dat dit harddrugs zijn. De pillen zijn voor nader onderzoek opgestuurd naar het laboratorium (de uitkomst is nog niet bekend). Na deze vondst heeft verzoeker twee keer geweigerd deel te nemen aan een urinecontrole en had hij opvallend veel contact met een medebewoner die positief heeft gescoord op drugs. Verzoeker weigert openheid te geven over het voorgaande en persisteert erbij dat de aangetroffen pillen medicatie betreft. De pillen wijken echter overduidelijk van verzoekers medicatie af nu het zeshoekige pillen betreffen. Vermoed wordt dat het om XTC pillen gaat. Omdat gebruik en/ of handel in gedragsbeïnvloedende middelen (en met name harddrugs) ernstige risico’s met zich meebrengt voor de orde en de veiligheid, is besloten aan verzoeker een individueel programma op te leggen waarbij hij vier uur per dag met medebewoners op de afdeling kan doorbrengen. Voorts is beslist verzoeker  niet te laten bellen en toezicht op zijn post uit te oefenen, omdat er vermoedens bestaan dat verzoeker derden betrekt bij de handel in gedragsbeïnvloedende middelen. Verzoeker onderhoudt namelijk contacten met oud-bewoners die bekend zijn met het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Tot de uitkomst van het laboratoriumonderzoek bekend is, zullen de beperkingen van kracht blijven om de orde en de veiligheid te kunnen waarborgen.

Tijdens de kamercontrole werden enkele goederen in beslag genomen omdat de verzegeling was verbroken of niet meer aanwezig was (hetgeen pertinent niet is toegestaan), terwijl dit bij verzoekers plaatsing binnen de locatie Zeeland op 11 juli 2018 was aangebracht door het personeel. Aankomende maandag zal door verzoekers behandelcoördinator in samenspraak met de zorgmanager worden besloten of en onder welke voorwaarden verzoeker deze artikelen weer op zijn kamer kan krijgen.

2. De beoordeling
a. De insluiting van een verpleegde waarbij de verpleegde de mogelijkheid heeft om tenminste vier uren per dag met medeverpleegden door te brengen, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in aanmerking genomen de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, waaronder RSJ 5 november 2015, 15/1629/TA en RSJ 14 juli 2016, 16/755/TA e.a. – niet worden aangemerkt als een beperking van de bewegingsvrijheid van de verpleegde die op grond van artikel 56 in samenhang met artikel 57 Bvt vatbaar is voor beklag.
Gelet hierop zal de voorzitter verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek ten aanzien van a. 

b., c. en d.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen onder b., c. en d. zodanig onredelijk zijn dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissingen van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval.

Ten aanzien van b. volgt uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting dat van de inbeslaggenomen goederen de verzegeling was verbroken dan wel niet langer aanwezig was en dit bij verzoekers binnenkomst in de locatie Zeeland wel het geval was. Gelet op het voorgaande kan de beslissing onder b. naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Ten aanzien van c. en d. overweegt de voorzitter dat uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting volgt dat tijdens de kamercontrole op 6 september 2018 pillen zijn aangetroffen, verstopt in pakjes rookwaar. De aangetroffen pillen lijken niet op de eerder aan verzoeker verstrekte medicatie en het vermoeden bestaat dat het XTC betreft. De pillen zijn voor onderzoek naar het laboratorium gestuurd en de uitslag van dit onderzoek is nog niet bekend. Voorts volgt uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting dat verzoeker na de vondst van de pillen twee keer heeft geweigerd deel te nemen aan een urinecontrole en hij opvallend veel contact had met een medeverpleegde die positief scoorde op drugs. Er bestaan vermoedens dat verzoeker derden betrekt bij de handel in gedragsbeïnvloedende middelen. Gelet op het voorgaande kunnen de opgelegde maatregelen, gelet op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting en in afwachting van de uitslag van het laboratorium, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het verzoek ten aanzien van b. c. en d. zal worden afgewezen.

3.  De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek onder a. en wijst de verzoeken onder b., c. en d. af.
 

 

Aldus gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 september 2018

 

                                   

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

Naar boven