Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-365, 12 septembr 2018, schorsing
Uitspraakdatum:12-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : S-365

Betreft    : [verzoeker]                                                                           datum: 12 september 2018

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Pompestichting, locatie Vught, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van voormelde inrichting van 20 juli 2018, inhoudende het gebruik van een vrijheidsbeperkend middel (handboeien) tijdens uitsluitmomenten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 10 september 2018.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt – zakelijk weergegeven –  toegelicht. Verzoeker wordt ten onrechte vals beschuldigd van het doen van dreigende uitspraken. Verzoeker heeft geen beschikking uitgereikt gekregen van de toepassing van het boeienregime en is niet gehoord. Hij wordt iedere keer geboeid als hij uit zijn kamer wordt gehaald en maakt geen gebruik van luchtmomenten, het kook- of sportmoment.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende – zakelijk weergegeven –  naar voren. Verzoeker heeft voorheen in de LFPZ te Vught en in FPC De Kijvelanden verbleven. Het tot stand komen van een behandelrelatie is daar zeer moeizaam verlopen en het verblijf was zeer tumultueus. Verzoeker heeft veel behoefte aan duidelijkheid en structuur en voelt zich snel miskend. Er is snel sprake van achterdocht en spanningen lopen snel op. Dit heeft in de vorige inrichtingen meerdere keren geleid tot forse agressieve incidenten naar het personeel. Op 4 november 2016 is verzoeker overgeplaatst naar FPC Veldzicht en ook daar hebben er ernstige incidenten plaatsgevonden. Onder meer heeft hij personeel aangevallen. Verzoeker heeft een EVBG-status en per 2 juni 2017 ook een longstay-status. Op 4 september 2017 heeft verzoeker een personeelslid meermalen geslagen en gestompt. Omdat er op dat moment geen plaats beschikbaar was op de intensieve zorgafdeling te Vught of elders in het land is hij op 14 september 2017 in het kader van een crisisplaatsing tijdelijk overgeplaatst naar de Pompekliniek en per 13 oktober 2017 naar de intensieve zorgafdeling te Vught, waar hem een afzonderingsmaatregel is opgelegd om de orde en de veiligheid te kunnen waarborgen. De eerste week was hij van goede wil, is hem een individueel programma opgelegd en was hij in contact met het behandelteam. Gaandeweg werd zijn motivatie echter minder. Verzoeker deed forse dreigende uitspraken. Beslist is daarom verzoeker per 15 januari 2018 met handboeien uit te sluiten ten einde de orde en de veiligheid te kunnen waarborgen. Per 6 april 2018 is besloten het  boeienregime te beëindigen om de ontstane impasse tussen verzoeker en het behandelteam te beëindigen.

Op 20 juli 2018 wilde verzoeker zelf zijn was doen. Toen hem werd teruggekoppeld dat dit kon om 10.00 uur werd hij verbaal agressief en schopte en sloeg hij tegen de deur. Via de intercom schold verzoeker het personeel uit. Hij wilde het afdelingshoofd spreken en toen hem werd medegedeeld dat dat op dat moment niet kon begon hij opnieuw te schelden en te schreeuwen. Verzoeker was niet voor rede vatbaar en kwam zeer dreigend over. Hij bleef schreeuwen, dreigen en schelden. Toen hem later op de ochtend werd gevraagd of hij wilde luchten antwoordde hij dat hij ‘nee zegt tegen racisme’. In de middag weigerde hij zijn maaltijd. Vervolgens zocht hij contact via de intercom en zei hij op dreigende toon “als ik voor 14.00 uur geen terugkoppeling krijg of ik een hoofd te spreken krijg, lever ik mijn spullen en maak ik wel gebruik van mijn luchtmoment”. Dit kwam zeer dreigend over op het personeel. Hierna werd, na overleg met het afdelingshoofd, beslist verzoeker te boeien bij alle momenten die hij buiten zijn kamer doorbrengt.

In een multidisciplinair behandeloverleg wordt wekelijks de situatie van verzoeker besproken. Tot op heden wordt handhaving van de maatregel noodzakelijk geacht ten einde de orde en de veiligheid te kunnen waarborgen. Verzoeker volhardt in zijn negatieve, achterdochtige houding naar het behandelteam, hetgeen hij presenteert met een uiterst vijandige, strijdlustige houding. Er is geen sprake van enige samenwerking, het personeel wordt volledig genegeerd als zij hem aanspreken. Verzoeker wordt ervaren als een oninvoelbare, onvoorspelbare man. Tijdens contactmomenten is de spanning bijna voelbaar en wordt door het behandelteam als dreigeind ervaren. Afgelopen donderdag moest verzoeker kortdurend in de comfortroom verblijven in verband met een reparatie van de vloer van zijn kamer en heeft hij het boeienluik van de deur kapot getrapt. Vervolgens riep hij naar het personeel dat ‘zij de deur maar moesten openen, dan zouden ze het wel zien’, zonder nadere toelichting. Verzoeker is van mening dat hij pas iemand bedreigt als hij letterlijk noemt wat hij iemand zal aandoen en dat doet hij niet (expliciet).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot toepassing van handboeien bij het uitsluiten zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval.

Uit artikel 30, eerste lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is jegens een verpleegde geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, de uitvoering van een bij of krachtens deze wet genomen beslissing, de voorkoming van de onttrekking van een verpleegde aan het op hem uitgeoefende toezicht en de uitvoering van in dat artikel omschreven beslissingen van de rechter-commissaris of de officier van justitie.

Nadere regels als bedoeld in artikel 30, vierde lid, Bvt zijn gesteld in de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden. Uit artikel 1, aanhef en onder f. onder 1°, van de Geweldsinstructie volgt dat handboeien worden aangemerkt als een vrijheidsbeperkend middel. Ter zake van de toepassing van een vrijheidsbeperkend middel, anders dan voor een geweldsmiddel, is geen hoor- en of mededelingsplicht vastgelegd.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting volgt dat, nadat op 6 april 2018 was besloten het boeienregime te beëindigen, verzoeker op 20 april 2018 wederom dreigende uitspraken heeft gedaan, het personeel heeft uitgescholden en geslagen en geschopt heeft tegen de deur. Hij wekte de indruk in alle staten te zijn en bleef schelden, dreigen en schreeuwen. Ook via de intercom heeft verzoeker zich dreigend uitgelaten. Voorts volgt uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting dat verzoeker bleef volharden in zijn negatieve, achterdochtige houding naar het personeel. Hij heeft het boeienluik van de deur van de comfortkamer kapot getrapt. Geen sprake is van enige samenwerking met het personeel. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de beslissing tot het toepassen van handboeien bij uitsluitmomenten gelet op het voorgaande en gelet op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 september 2018

 

                                      

                                   secretaris                                            voorzitter

 

Naar boven