Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-400, 22 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-400

betreft: [Klager]           datum: 22 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de herhaalde onjuiste levering van een wenskaart door de inrichtingswinkel (ZB-2017-641).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep nader toegelicht. In de kern komt dit standpunt er op neer dat hij er recht op heeft de kaart te ontvangen (van de categorie) die hij heeft besteld en dat het niet zo kan zijn dat andere gedetineerden, die werkzaam zijn in de centrale winkel in de p.i. Lelystad, bepalen welke kaart klager ontvangt.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Pbw draagt de directeur er zorg voor dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door diens personeel worden uitgevoerd. De omstandigheid dat de afhandeling van de aankopen door gedetineerden in de inrichtingswinkel elders worden afgehandeld, doet aan voornoemde zorgplicht niet af. Vast staat dat klagers bestelling niet juist is uitgevoerd en dat hij niet de juiste kaart heeft ontvangen. Daarmee is de directeur tekort geschoten in zijn zorgplicht.

Het beroep zal gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 22 oktober 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven