Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2084/GV, 22 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2084/GV

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 september 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager zal niet tegenspreken dat hij binnen de proeftijd gerecidiveerd heeft meteen ernstig geweldsdelict en dat verlof naar verwachting de nodige maatschappelijke onrust zal veroorzaken. Klager weet ook dat hij een fout heeft begaan. Daarom heeft hij zichzelf bij de politie gemeld en verantwoording afgelegd enbekend. Klager was ten tijde van het plegen van het delict verslaafd en niet zichzelf. Het gaat nu veel beter met hem. Klager is blij dat alles zo afgelopen is, ook voor wat het slachtoffer betreft. Naar klagers weten gaat het methem ook beter. Klager heeft nu de helft van zijn straf uitgezeten. De eerste maanden van zijn detentie is hij gestopt met medicatie. Ondanks vele slechte dagen is hij gelukkig clean gebleven. Klager wil er alles aan doen om clean teblijven en te leren van zijn fouten. Hij heeft regelmatig contact met de reclassering van het CAD, die hem stap voor stap begeleidt. Klager heeft zich opgegeven voor een agressietraining. Het verbaast klager dat zijn verzoek isafgewezen. Hij is eerder gedetineerd geweest in een h.o.i. en is daar meerdere keren met verlof geweest. De verloven zijn rustig en zonder problemen verlopen. Verlof is voor klager een stap in de richting naar de terugkeer naar demaatschappij. Hij wil de maatschappij en zijn familie laten zien dat het goed met hem gaat. Er is klager gezegd dat hij in aanmerking kwam voor verlof en recht heeft op verlof. Hij is al een jaar bezig om aan zichzelf te werken.Klager vraagt zich af wat hij fout doet en wat hij eraan kan doen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlof is afgewezen vanwege de veroordeling voor een gewelddadig feit, waarvan te verwachten valt dat, indien klager middels verlof zich weer in de omgeving van het delict zou ophouden dit grote maatschappelijke onrust teweegzou brengen, de ernstige bezwaren van het openbaar ministerie en het plegen van het delict binnen de proeftijd van een eerdere veroordeling. Klager heeft, gelet op zijn relatief lange strafrestant, nog ruimschoots de tijd om van deverlofregeling gebruik te maken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven dat, gelet op de impact en de ernst van het delict, klagers strafrechtelijke documentatie en de relatief nog lange tijd tot de v.i.-datum, er op ditmoment negatief wordt geadviseerd ten aanzien van verlofverlening.
De politie Zaandam-Midden heeft geen bezwaren uitgesproken met betrekking tot het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal en zware mishandeling. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van twee maanden en een maand te ondergaan. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 mei 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 41 dagen en 39 dagen hechtenis op grond van de Wet Terwee.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is veroordeeld voor onder meer een ernstig geweldsdelict, waarbij hij het slachtoffer meermalen met een mes heeft gestoken. Hij heeft dit delict gepleegd, terwijl hij nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling. Deberoepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag op dit moment rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van deMinister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven