Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-722, 1 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-722

Betreft:            [klager]            datum: 1 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R. de Kok, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 mei 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Hoogvliet te Rotterdam of een inrichting in de regio Rotterdam-Rijnmond afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 3 augustus 2017 gedetineerd. Klager verbleef in de locatie Roermond. Op 21 september 2018 is klager overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is afhankelijk van een rolstoel en de cel in de locatie Roermond is  oncomfortabel en ongeschikt. De selectiefunctionaris heeft op dit standpunt niet gereageerd in de bestreden beslissing. In de locatie Hoogvliet is een EZV-afdeling, waar een cel voor mindervaliden aanwezig is. Volgens de selectiefunctionaris is plaatsing in de locatie Hoogvliet niet mogelijk nu daar geen brede cellen met een douche aanwezig zijn. De selectiefunctionaris heeft in eerste instantie nagelaten om de plaatsingsmogelijkheden van klager in de locatie De Schie te Rotterdam te onderzoeken. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris gesteld dat de overplaatsing van klager naar de locatie De Schie niet mogelijk is nu daar geen EZV-afdeling is.  De raadsman stelt dat uit de website van de locatie De Schie en telefonische inlichtingen van de afdeling bevolking blijkt dat er wel een EZV-afdeling is. Daarnaast heeft klagers plaatsing in de locatie Roermond grote gevolgen voor zijn bezoek. Gezien de grote afstand tot de woonplaats van klagers familie is het bezoeken van klager uiterst problematisch. Hierdoor is sprake van een inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

In Nederland zijn een beperkt aantal cellen voor mindervaliden beschikbaar en zij kennen een lange wachtperiode. Het is niet mogelijk gebleken om klager in de regio Rotterdam-Rijnmond te plaatsen. De selectiefunctionaris stelt dat er onderzoek is gedaan naar de locatie De Schie en dat daaruit duidelijk is geworden dat de locatie De Schie niet beschikt over een EZV-afdeling. Binnen de locatie Hoogvliet is er wel een EZV-afdeling, echter worden hier gedetineerden geplaatst aan wie een ISD-maatregel is opgelegd. Voorts is er in de locatie Hoogvliet geen gevangeniscapaciteit beschikbaar voor gedetineerden met een strafrestant langer dan drie maanden. Dit heeft te maken met het beveiligingsniveau van de inrichting. Hoewel klager geen bezoek heeft ontvangen in de locatie Roermond, weegt het belang om klager in een inrichting te plaatsen met een cel voor mindervaliden zwaarder. Er is dan ook geen sprake van schending van artikel 8 EVRM.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.2.      Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris volgt dat meerdere inrichtingen zijn beoordeeld op geschiktheid voordat er is overgegaan tot overplaatsing van klager. Hierbij is de selectiefunctionaris gestuit op contra-indicaties om klager over te kunnen plaatsen, nu klager mindervalide is. Sinds zijn verblijf in de locatie Roermond, vanaf 10 april 2018,  heeft klager geen bezoek ontvangen. De beroepscommissie begrijpt dat de reisafstand voor klagers bezoek fors is, maar acht het belang om klager in een inrichting te plaatsen met een cel voor mindervaliden zwaarder wegen. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Overigens is klager inmiddels overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad, een inrichting die op een beduidend minder grote afstand ligt van de regio Rotterdam ten opzichte van de locatie Roermond waar klager hiervoor verbleef. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 1 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven