Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2459/GM, 23 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2459/GM

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 18 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring De Blokhuispoort te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 11 november 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 7 augustus 2002, betreft het binnen een week verplicht afbouwen van methadon.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Als gevolg van het verplicht afbouwen van de methadon heeft klager last van aanvallen welke hij in vrijheid gewend is te onderdrukken met drugs en medicijnen. Opnieuw is hij bang voor epilepsieaanvallen en zelfverminking, van welkeverschijnselen hij na de verplichte afbouw in de penitentiaire inrichting Vught last heeft gehad. De psycholoog tracht door middel van gesprekken deze angsten in te perken, maar dat lukt niet. Hij heeft hoofdpijn,ademhalingsproblemen en rug- en buikpijn. Een bloeddrukmeter of stethoscoop is er bij de medische dienst bij zijn melding van de klachten niet aan te pas gekomen. Klager heeft na binnenkomst in de inrichting drie dagen in eenafzonderingscel met cameratoezicht verbleven, omdat hij zijn armen met een schroef had opengesneden. In het reclasseringsrapport is psychiatrische behandeling geadviseerd in plaats van detentie. De rechter heeft hem toch vijfmaanden gevangenisstraf opgelegd, waarvan tien weken voorwaardelijk met als voorwaarde psychiatrische behandeling. Voorafgaand aan zijn detentie was hij reeds onder behandeling van een psycholoog. Klager voelt zich een wrak en zouhet liefst zelfmoord plegen. Het kennelijk inmiddels gewijzigde beleid van de inrichting inzake methadon komt voor hem te laat.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
De arts kan niet ingaan op de klacht, daar de klager behandelende arts ziek is. Ten tijde van klagers verblijf in de inrichting was het met de psychiater, psycholoog en de CAD afgestemde beleid dat gedetineerden die langer dan zesweken in de inrichting verblijven onder begeleiding worden afgebouwd op methadon. Thans worden gedetineerden conform het advies van de gezondheidsraad die buiten met methadon worden behandeld hiermee ook in de inrichting behandeld.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager na drie dagen verblijf op het politiebureau op 10 juli 2002 is ingekomen in de inrichting, vanwaaruit hij op 15 augustus 2002 onmiddellijk in vrijheid is gesteld.
De inrichtingsarts heeft bij brief van 28 oktober 2002 medegedeeld dat ten tijde van zijn reactie het advies van de gezondheidsraad d.d. 12 juni 2002 wordt gevolgd, doch voor het overige niet inhoudelijk gereageerd op het verzoekvan de medisch adviseur. Evenmin heeft hij gereageerd op de brief d.d. 20 maart 2003 van de Raad, waarin de arts onder verwijzing naar hoofdstuk III van de Richtlijnen van de circulaire d.d. 17 augustus 2001 inzakemethadonverstrekking aan gedetineerden wordt gevraagd de nodige aanvullende informatie te verstrekken.
Aannemelijk is dat dat klager langdurig verslaafd is en bekend is met, in elk geval tijdens detentie, methadongebruik. Ingevolge voornoemde circulaire wordt op grond van de medische intake een specifieke verslavingsanamneseopgesteld, alsmede vindt in een zo vroeg mogelijk stadium na binnenkomst in de inrichting onder meer screening op psychologische of psychiatrische problematiek plaats. Op basis van de medische intake en de HandreikingMethadonverstrekking aan gedetineerden wordt in overleg met de gedetineerde een behandelplan opgesteld. Van dit alles is in het geval van klager niet gebleken.
De beroepscommissie komt, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, tot het oordeel dat het onderhavig handelen van de inrichtingsarts, inhoudende de afbouw van klagers methadongebruik binnen een week, dient te wordenaangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klager behoorde te betrachten. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming vanwege het door hemondervonden ongemak worden toegekend van € 125,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het huis van bewaring De Blokhuispoort toekomende tegemoetkoming op € 125=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 23 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven