Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-496, 19 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-496

betreft: [klager]            datum: 19 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. M.J.N. Vermeij, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft
a)         klagers verblijf in detentie dat vier maanden te lang duurt en b ) het niet ontvangen van een reactie op een brief hieromtrent die aan de bevolkingsadministratie is verzonden.

De beroepscommissie begrijpt – hoewel dit niet juist staat vermeld in het dictum van de uitspraak – dat de beklagrechter klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag onder a., op gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter heeft geen beslissing genomen op onderdeel b. van het beklag.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

a. De uitspraak is innerlijk tegenstrijdig nu in de overwegingen van de beklagrechter vermeld staat dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag, terwijl in het dictum staat dat de klacht kennelijk ongegrond is verklaard.

b. Dit onderdeel ziet op het uitblijven van een respons van een medewerker van de bevolkingsadministratie die had toegezegd uit te zoeken hoe het zat met de duur van klagers detentie. Hierop is niet beslist door de beklagrechter.

Namens de directeur is daarop als volgt geantwoord.

a. De directeur heeft geen enkele invloed op de duur van de detentie en derhalve dient de uitspraak van de beklagrechter te worden bekrachtigd.

b. Niet meer kan worden gegaan of klager een terugkoppeling heeft gehad of niet. Uit klagers dossier blijkt niet dat hiervan aantekening is gehouden. Van hem had voorts mogen verwacht dat hij deze vraag neer zou leggen bij de ondersteuning. Klagers stelling is niet objectief te controleren. Bij dit soort vragen verwijst de bevolkingsadministratie bovendien door naar de advocaat. De bevolkingsadministratie verwerkt enkel de vonnissen, maar heeft geen invloed op de inhoud ervan.

3.         De beoordeling

a. De beroepscommissie merkt op dat het dictum van de uitspraak van de beklagrechter een kennelijke schrijffout bevat. Zij zal hieraan geen rechtsgevolgen verbinden, nu de beroepscommissie begrijpt dat de beklagrechter klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag onder a. De beroepscommissie komt voorts tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag onder a. heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b. De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter niet heeft beslist op dit onderdeel van het beklag. Zij zal de klacht wegens proceseconomische redenen zelf afdoen.

Klager stelt dat hij een medewerker op 9 januari 2018 heeft verzocht onderzoek te verrichten naar zijn einddatum, maar daar nooit reactie op heeft gekregen. Door de directeur is deze stelling gemotiveerd weersproken. Voorts is toegelicht welke andere wegen klager had kunnen bewandelen om duidelijkheid te krijgen omtrent zijn einddatum. Derhalve is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager een verzoek tot informatie heeft ingediend waarop niet is gereageerd door een medewerker van de inrichting en zal het beklag in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

b. De beroepscommissie verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven