Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-667, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-667

Betreft:            […]      datum: 4 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 29 mei 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 15 april 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Bij beslissing van 14 maart 2018 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 22 juni 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Achterhoek te Zutphen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zou het belang van zijn overplaatsing zelf onderschrijven, omdat hij in de p.i. Ter Apel zijn leven niet zeker was in verband met een medeverdachte die daar verblijft. Klagers bezwaar (en beroep) ziet echter op het niet terugplaatsen van klager naar de p.i. Arnhem. Als de selectiefunctionaris hem tijdig had gehoord, had de overplaatsing naar de p.i. Ter Apel voorkomen kunnen worden. Op de afdeling waar klager in de p.i. Lelystad is geplaatst, voelde hij zich niet veilig als gevolg van negatieve verhalen van een vroegere medegedetineerde aan de gedetineerden op die afdeling. Klager kan in Lelystad geen bezoek van zijn partner en kind ontvangen, waardoor zijn recht op family life aanzienlijk wordt aangetast. De reistijd tussen hun woonplaats Nijmegen en Lelystad is te lang. Door de vele overplaatsingen in korte tijd, beschikte klager in Lelystad niet over een groot deel van zijn eigendommen. Verzocht wordt – onder meer – aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is bij binnenkomst gehoord door een afdelingshoofd en een teamleider. Klager heeft aangegeven dat hij bang is dat hem iets zal overkomen. Hij heeft tot juni 2017 op de lijst Gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) gestaan in verband met liquidatiegevaar. Uit ingewonnen informatie blijkt dat een medeverdachte in de p.i. Ter Apel verblijft, bij wie klager niet geplaatst kan worden, omdat die medeverdachte destijds naar aanleiding van verklaringen van klager is opgepakt. Aan klager is op 2 maart 2018 in de p.i. Arnhem een disciplinaire straf vanwege drugshandel en intimidatie van een medegedetineerde opgelegd. Een langer verblijf in de p.i. Arnhem was om die reden niet aangewezen. Klager is, gelet op de situatie, overgeplaatst naar een inrichting met direct beschikbare capaciteit. Bij beslissing van 19 juni 2018 is klager op zijn verzoek overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Achterhoek te Zutphen. In dit verzoek heeft klager overigens zelf ook te kennen gegeven dat terugplaatsing naar de p.i. Arnhem niet in de rede ligt. Voor zover klager klaagt over verlies van zijn eigendommen, geldt dat de selectiefunctionaris hier niet voor verantwoordelijk is.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager verblijft inmiddels niet meer in de gevangenis van de p.i. Lelystad, maar in de gevangenis van de p.i. Achterhoek. De bestreden beslissing wordt dus niet meer geëffectueerd. De beroepscommissie zal het beroep toch inhoudelijk behandelen, omdat namens klager is verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

4.2.      Het beroep richt zich tegen klagers overplaatsing naar de p.i. Lelystad. Klager is het er wel mee eens dat hij uit de p.i. Ter Apel geplaatst zou worden. Hij had echter teruggeplaatst willen worden naar de p.i. Arnhem.

4.3.      Uit het selectieadvies d.d. 14 maart 2018 blijkt dat klager in de p.i. Arnhem betrokken was bij drugshandel en dat als gevolg daarvan sprake was van spanningen tussen klager en enkele medegedetineerden aldaar. Bij klagers overplaatsing was haast geboden. In de p.i. Lelystad was kennelijk direct beschikbare capaciteit. Pas daarna was er meer tijd om plaatsingen elders te onderzoeken en te realiseren. Dit is op verzoek van klager ook gebeurd. Van een onredelijke of onbillijke beslissing is dan ook geen sprake geweest. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven