Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-642, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-642

betreft: [klager]            datum: 4 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 2 januari 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (IJ-2018-039).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het verzoek is louter afgewezen op basis van negatieve adviezen. Er is geen eigen belangenafweging gemaakt door de directeur. Het politieadvies is voorts gebaseerd op achterhaalde informatie en de directeur heeft onvoldoende onderzoek verricht naar de actuele stand van zaken. Het advies van het Openbaar Ministerie is om verschillende redenen niet kloppend. Klager is wel degelijk bezig om zichzelf te verbeteren. Dat voor een vervolgtraject weinig in gang wordt gezet, valt klager niet te verwijten nu de nalatige houding van de casemanager en de reclassering maken dat klager nog steeds geen behandeling volgt. De afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof vindt steun in adviezen die elk onvoldoende zijn onderbouwd, vele onjuistheden bevatten en halve informatie verschaffen over de feitelijke situatie.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het politieadvies dateert van 3 november 2017. In dat advies stelt de politie dat de situatie welke zij beschreven, op 3 november 2017 nog steeds van kracht is. Niet kan worden gesteld dat gebruik is gemaakt van een gedateerd politieadvies. Ook is na 3 november 2017 meermaals contact opgenomen met de politie over de situatie van klager. Zij stellen tot op de dag van vandaag dat het niet wenselijk is dat klager zich ophoudt in de betreffende wijk.

Het Openbaar Ministerie doelt voorts op de behandeling van klager na detentie, niet tijdens zijn detentie. Klager heeft aangegeven niet open te staan voor ambulante behandeling en de inrichtingspsycholoog heeft geconstateerd dat klager onvoldoende motivatie heeft om aan zijn behandeling te werken. De directie heeft wel degelijk een eigen belangenafweging gemaakt. Ondanks dat het gedrag van klager over periodes zeer positief is geweest, kan de inrichting voornoemde adviezen niet naast zich neerleggen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens brandstichting. Op 9 augustus 2018 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het dossier blijkt dat klager is veroordeeld wegens brandstichting in zijn eigen huis na een conflict met de verhuurder. Klager ontkent het delict te hebben gepleegd. De politie adviseert negatief ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres, omdat het 250 meter is gelegen van de woning die destijds tot ontploffing is gebracht. De ontploffing en de aanhouding van klager hebben voor veel onrust gezorgd bij de bewoners in de wijk. De politie maakt zich daarom zorgen over zowel de veiligheid van de bewoners van de wijk, als over de veiligheid van klager, nu het incident tot veel woede heeft geleid bij een deel van de bewoners.

Namens klager is aangevoerd dat het politieadvies ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet actueel was en de directeur derhalve nader onderzoek had moeten verrichten. In beroep heeft de directeur toegelicht dat het advies ontvangen is op 3 november 2017, minder dan twee maanden voor de afwijzende beslissing, en dat de casemanager van klager regelmatig contact heeft gehad met de politie over de onderhavige casus. Op grond van het voorgaande is voldoende vast komen te staan dat het politieadvies ten tijde van de afwijzing van de verlofaanvraag nog steeds actueel was.

De beroepscommissie overweegt dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor het verlenen van verlof op het door klager opgegeven verlofadres. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder f en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven