Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1034, 11 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-1034

betreft: [klager]            datum: 11 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers algemeen verlof is afgewezen vanwege  positieve urinecontroles. Klager stelt dat er sprake is van afbouw. Klagers gedrag is goed en hij heeft al maanden geen drugs gebruikt. Alle instanties adviseren positief ten aanzien van de verlofaanvraag. Er is geen rekening gehouden met het door de reclassering als laag ingeschatte  recidiverisico.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De vrijhedencommissie van de locatie Roermond heeft op 23 juli 2018 negatief geadviseerd wegens zes positieve urinecontroles van klager sinds 1 januari 2018. De vrijhedencommissie weegt mee dat klager vlak voor de overplaatsing een disciplinaire straf in de voorgaande inrichting heeft opgelegd gekregen wegens het doen van ernstige bedreigingen naar het personeel. Dit maakt dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Klager heeft na de afwijzing op zijn eerste verzoek om algemeen verlof nogmaals positief gescoord op het gebruik van softdrugs op 14 juni 2018 waarvoor hij een disciplinaire straf heeft opgelegd gekregen in de locatie Roermond op 18 juni 2018. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing was het rapport van de reclassering, waar het advies vrijheden van 23 juli 2018 naar verwijst, nog niet besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de locatie Roermond. Een recidiverisico werd aanwezig geacht op basis van klagers delict verleden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het MDO van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag met als voorwaarde dat er een contactverbod geldt met het slachtoffer.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De reclassering heeft in het detentie- en re-integratieplan op 6 juli 2018 de kans op recidive ingeschat als gemiddeld.

 

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar wegens diefstal met geweldpleging. Het hoger beroep loopt nog. De einddatum van klager is thans bepaald op of omstreeks 29 oktober 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit de stukken blijkt dat aan klager in april en juni 2018 disciplinaire straffen zijn opgelegd wegens positieve urinecontroles op softdrugs. Ook is een disciplinaire straf opgelegd vanwege ernstige bedreiging van personeel, vlak voor zijn overplaatsing in juni 2018. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de politie en het OM en het door de reclassering als gemiddeld ingeschatte recidiverisico, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 11 oktober 2018

                   

                                                                                   

            secretaris         voorzitter

Naar boven