Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-578, 20 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-578

betreft: [klager]            datum: 20 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. B.J. Tieman, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 mei 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het advies waarnaar de selectiefunctionaris verwijst, is strijdig met de informatie van de huisarts waaruit blijkt dat klagers moeder dusdanige klachten heeft dat de huisarts meent dat zij niet in staat is om te reizen. Klagers moeder woont in Utrecht en klager verblijft in de p.i. Ter Apel. De reis duurt volgens reisinformatie drie à drieënhalf uur. De huisarts schrijft dat gezien haar leeftijd en haar duizeligheidsklachten klagers moeder klager niet kan bezoeken. Vanwege het ontbreken van een sociaal kader is het niet mogelijk dat iemand haar met de auto brengt. Redelijke uitleg van de mogelijkheid van incidenteel verlof bij medische klachten die een bezoek aan de p.i. in de weg staan, brengen met zich mee dat niet nodeloos restrictief geoordeeld moet worden. Een redelijke invulling van artikel 25 van de Regeling moet zijn dat sprake moet zijn van fysieke belemmeringen tot reizen naar de inrichting. Bovendien is duidelijk dat klager sinds zijn plaatsing in de p.i. Ter Apel niet door zijn moeder is bezocht. Gezien de lange detentie die klager nog voor de boeg heeft, ligt het voor de hand dat bezoek van zijn moeder in het geheel niet meer mogelijk zal zijn nu hij na detentie zal worden uitgezet naar Marokko. Dit moet in strijd met behoorlijke strafrechttoepassing worden geacht. Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat het Openbaar Ministerie zich niet verzet en dat klagers gedrag in de inrichting dusdanig netjes is, dat ook daarin geen contra-indicaties te vinden zijn. De afwijzing van het verzoek is – gelet op het voorgaande – onbegrijpelijk en dient te worden vernietigd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

De medisch adviseur heeft bij schrijven van 15 mei 2018 aangegeven dat uit de ontvangen medische informatie niet duidelijk is dat de moeder niet in staat is om haar zoon te bezoeken in de inrichting. Om deze reden is incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd. In het geval dat de medische situatie van de moeder zich na 15 mei 2018 wijzigt, kan betrokkene een nieuw verzoek tot incidenteel verlof indienen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van begeleiding.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De medisch adviseur verbonden aan DJI acht incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd, nu uit de overgelegde informatie niet blijkt dat de moeder van klager bekend is met ernstige gezondheidsproblematiek en derhalve niet in staat is klager te bezoeken in de inrichting.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek, wegens mensenhandel en verzekeringsfraude. Hiertegen heeft klager hoger beroep ingesteld. Op 27 juni 2018 is hij in cassatie gegaan. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is bepaald op 8 april 2021.

Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

Klager verzoekt om incidenteel verlof om zijn moeder te kunnen bezoeken. Volgens klager is zijn moeder niet in staat om naar de p.i. Ter Apel af te reizen. De Minister verwijst in zijn

verweerschrift naar het advies van de medisch adviseur die stelt dat uit de ontvangen informatie van de huisarts van klagers moeder van 4 mei 2018 blijkt dat de moeder van klager niet bekend is met ernstige gezondheidsproblematiek. Uit de informatie wordt niet duidelijk waarom zij niet in staat zou zijn klager te bezoeken. De medisch adviseur acht het tijdelijk verlaten van de inrichting op medische gronden momenteel niet geïndiceerd.

De beroepscommissie is van oordeel dat de Minister van voormelde verklaring, die is gebaseerd op (recente) informatie van de huisarts van de moeder van klager, heeft mogen uitgaan. De beslissing van de Minister kan derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven