Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-546, 5 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-546

betreft: [klager]            datum: 5 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R. Dijkstra, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 februari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. R. Dijkstra, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het Justitieel Complex Zaanstad. Klagers raadsvrouw heeft toegelicht dat haar cliënt, die inmiddels in DC Schiphol verbleef, niet ter zitting wenste verschijnen en zij gemachtigd was om namens hem het woord te voeren. Ter zitting is de zaak aangehouden in afwachting van nadere informatie van de directeur, die op 9 augustus 2018 is ontvangen op het secretariaat. Klagers raadsvrouw heeft een week de gelegenheid gekregen hierop te reageren en heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt.

Per e-mail van 16 augustus 2018 heeft zij namens klager verzocht de gelegenheid te krijgen het beroep alsnog mondeling toe te kunnen lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich op basis van de mondelinge en schriftelijke inlichtingen voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de plaatsing op een meerpersoonscel (ZS-JH-2017-704).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Hij wenst te benoemen dat de psycholoog die heeft geoordeeld dat er geen psychische klachten waren op grond waarvan hij op een éénpersoonscel geplaatst zou moeten worden geplaatst, in zijn ogen een jonge, onervaren medewerker betrof die hem enkel tien minuten heeft gesproken en zodoende onvoldoende een beeld heeft kunnen vormen van zijn persoonlijkheid. Klager is bekend met een zwaar psychiatrisch verleden. Gelet hierop zou enkel een psychiater uitlatingen kunnen doen aangaande het ziektebeeld. Een psychologisch advies is onvoldoende geweest om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen. Derhalve is de directeur onvoldoende zorgvuldig geweest in zijn besluitvorming. Voorts heeft de directeur verzuimd zijn volledige detentiegeschiedenis bij de besluitvorming te betreffen. Klager verbleef eerder op een éénpersoonscel wegens beheersmatige gronden. De ernst van zijn psychiatrische gesteldheid blijkt tevens uit de ontslagbrief van DC Schiphol. Als nader onderzoek was verricht, had de directeur kunnen zien dat klager op basis van zijn psychische gesteldheid overwegend altijd op een éénpersoonscel is geplaatst. De directie had niet enkel mogen afgaan op het advies van de psycholoog, maar had – gelet op de voorgeschiedenis van klager – meer onderzoek moeten verrichten naar zijn geestelijke gesteldheid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft in het JC Zaanstad verbleven van 24 juli 2017 tot 14 september 2017. De psycholoog heeft het dossier waar klager naar verwijst in zijn klacht bekeken en op 3 augustus 2017 geoordeeld dat klager geen contra-indicatie heeft op psychische gronden. Men mag uitgaan van de deskundigheid van de psycholoog, ongeacht zijn of haar leeftijd. Het is de bedoeling dat een gedragsdeskundige wordt ingezet om te oordelen over het ziektebeeld en daarmee plaatsing op een meerpersoonscel. De psycholoog kijkt nadrukkelijk naar de detentiegeschiedenis. Het dossier bevat tevens informatie waarop het beroepsgeheim rust. Klager heeft toestemming gegeven voor inzicht in zijn medisch dossier. De psycholoog beoordeelt op basis hiervan vervolgens of tevens een psychiater moet worden ingeschakeld. Ook is een medische intake gedaan. Het gehele traject is zorgvuldig verlopen. Voorts heeft de beroepscommissie eerder geoordeeld dat de directeur mag afgaan op het oordeel van de deskundige (RSJ 12 mei 2016, 16/0237/GA). Indien er geen contra-indicaties voor plaatsing op een meerpersoonscel bestaan, wordt de directeur mondeling geadviseerd.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de klacht zo dat deze is gericht tegen de beslissing van de directeur om klager, bij binnenkomst in de inrichting op 24 juli 2017, te plaatsen in een meerpersoonscel. Op grond van artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte (meerpersoonscel) toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. Ongeschiktheid kan samenhangen met onder meer diens psychische gesteldheid, gedragsproblematiek en de achtergrond van het door hem gepleegde delict. Blijkens de nota van toelichting bij dit artikel zal omtrent de vraag of een psychische stoornis een samenplaatsing in de weg staat, een belangrijke rol zijn weggelegd voor de medische dienst en het pmo (Stcrt 13 september 2004, nr. 175, p. 15).

De beroepscommissie overweegt dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevolgde procedure onzorgvuldig is geweest en dat daarmee de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De stelling van klager dat de directeur zich niet had mogen baseren op het advies van de psycholoog omdat deze jong en onervaren is klager slechts tien minuten heeft gesproken, faalt. Dat de psycholoog in de ogen van klager te kort met hem heeft gesproken en te jong is, maakt niet dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het behoort tot de deskundigheid van de psycholoog te beoordelen of het gesprek van tien minuten voldoende is geweest om tot een advies te komen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – gelet op het voorgaande - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. H. Heddema en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                                                        voorzitter

 

Naar boven