Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0296/GB B, 6 december 1999, beroep
Uitspraakdatum:06-12-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/296/GB

Betreft: [Klager] datum: 6 december 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 15 juni 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Th. U.Hiddema, namens

[...], geboren op [1955], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 4 juni 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in de regio Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 september 1997 gedetineerd. Hij is preventief gehecht en verblijft sedert 27 augustus 1998 in het h.v.b. te Grave.

3. De standpunten
3.1 Klager is van mening dat zijn verzoek om overplaatsing naar een h.v.b. in de regio Amsterdam ten onrechte is afgewezen. Zijn gezin woont in Amsterdam. De afstand naar Grave vormt voor hen een te groot beletsel om hemregelmatig te bezoeken. Wegens schoolverplichtingen zijn de kinderen inmiddels drie maanden niet in staat geweest hun vader te bezoeken. Het openbaar ministerie zou gegronde bezwaren hebben tegen de gevraagde overplaatsing, dochdeze zijn niet nader toegelicht.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie heeft desgevraagd bericht bezwaar te hebben tegen de overplaatsing van klager naar een h.v.b. in de regio Amsterdam.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.1De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing vermeldt als onderbouwing dat deze is genomen op het dringende verzoek van het openbaar ministerie. De selectiefunctionaris heeft datbezwaar opgevat als een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, vierde lid, PBW. Deze bezwaren zijn in de beslissing niet nader toegelicht. In de brief van de selectiefunctionaris van 12 juli 1999 wordt daarover opgemerkt dat deze hetniet gepast acht de door het openbaar ministerie kenbaar gemaakte bezwaren inhoudelijk te vermelden.

4.2.2Artikel 15, vierde lid, PBW schrijft voor dat de selectiefunctionaris de aanwijzingen van het openbaar ministerie in aanmerking neemt. Dat betekent dat de selectiefunctionaris voor zover deze die argumenten overneemt, deze tengrondslag legt aan zijn beslissing. Gelet daarop valt niet in te zien dat het ongepast zou zijn die argumenten aan klager te vermelden.

4.2.3 Door te volstaan met de verwijzing naar het feit dat er sprake is van ernstige bezwaren van het openbaar ministerie is deze beslissing onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. Deselectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. G.J. te Loo en mr. R.J.A. Meertens-Zeeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 december 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven