Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1564, 27 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

        

 

nummer:          R-1564

betreft: [klager]            datum: 27 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W. van Rijn, namens

[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 september 2018 genomen beslissing van de Minister van Rechtsbescherming, alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is zich ervan bewust dat slechts in bijzondere gevallen strafonderbreking wordt verleend en stelt zich op het standpunt dat in zijn geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Klagers persoonlijk belang dient te prevaleren boven het maatschappelijk belang. Het verzoek om strafonderbreking is gedaan vanwege de zwangerschap van klagers partner en haar medische toestand. Klagers partner heeft een spierziekte die gepaard gaat met pijn en hypermobiliteit. Vanwege haar ziekte zal de bevalling middels een keizersnede op 1 oktober 2018 plaatsvinden. Zoals blijkt uit een begeleidend schrijven van de huisarts van klagers partner zal klagers aanwezigheid bij de bevalling hard nodig zijn. De medisch adviseur van DJI heeft een onjuist beeld van de ziekte van klagers partner en klager stelt dat het onmogelijk is voor de medisch adviseur om een beoordeling te geven zonder klagers partner te hebben gezien of contact te hebben gehad met een medisch specialist. Het enkele gegeven dat klagers partner bekend is met een chronische aandoening van het bewegingsapparaat kan er niet toe leiden dat klagers aanwezigheid niet onontbeerlijk zou zijn. Het feit dat klager een openstaande zaak heeft waartegen hij in beroep is gegaan, kan er niet toe leiden dat strafonderbreking wordt afgewezen. Klager stelt zich op het standpunt dat het hem niet kan worden tegengeworpen dat hij zich niet heeft gemeld voor de gevangenisstraf waarvoor hij thans in detentie verblijft, nu hij om gratie had verzocht en daarom de melddatum was opgeschort en wanneer hij een tweede maal om gratie had verzocht hij nimmer een oproepbrief voor het ondergaan voor voornoemde gevangenisstraf heeft gekregen. Zonder enige aankondiging is klager op 25 juli 2018 van zijn bed ingelicht en in detentie geplaatst. Klager is bang dat wanneer hij niet met strafonderbreking mag gaan dit zeer slecht zal zijn voor zijn relatie met zijn partner maar ook voor de hechting met zijn kind. Klager stelt dat begeleid verlof om bij de bevalling te zijn niet mogelijk is omdat er maar één persoon in de operatiekamer mag zijn bij zijn partner. Klager stelt dat de urinecontrole is genomen vier weken na de inkomst in de inrichting en daarom niet meegenomen mag worden in de besluitvorming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking vanwege een positieve score op drugs bij de afname van een urinecontrole en omdat klager nog een openstaande strafzaak heeft waarvoor hij gedagvaard is. De medische toestand van klagers partner is getoetst door de medisch adviseur van DJI en zij acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Deze informatie komt voort uit medische informatie verstrekt door de verloskundige van klagers partner waaruit blijkt dat klagers partner bekend is met een chronische aandoening van het bewegingsapparaat waarop zwangerschap en bevalling geen invloed hebben. Voor de benodigde zorg na de bevalling volstaat reguliere zorg en is klagers zorg niet onontbeerlijk. Een medische indicatie voor strafonderbreking ontbreekt en er is derhalve geen noodzaak voor strafonderbreking. Klager kan zijn partner en kind wel een kraambezoek brengen door gebruik te maken van het verleende begeleid incidenteel verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking vanwege een positieve score op drug bij de afname van een urinecontrole, omdat er geen medische indicatie is voor strafonderbreking en omdat klager nog een openstaande strafzaak heeft.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden wegens overtreding van de Opiumwet. Zijn einddatum valt op of omstreeks 28 oktober 2019.

Voor strafonderbreking geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) deze kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

De beroepscommissie is van oordeel dat de bevalling van klagers partner een belangrijke gebeurtenis betreft in de persoonlijke sfeer van klager en begrijpt ook de wens van klager om bij de bevalling aanwezig te zijn. Dit vormt echter geen zwaarwegende reden voor het verlenen van strafonderbreking, nu is gebleken dat er geen medische noodzaak bestaat voor het verlenen van strafonderbreking. De medisch adviseur heeft zich daarbij gebaseerd op zowel informatie van de verloskundige als de huisarts van klagers partner. Bovendien is er sprake van een risico op het onttrekken aan detentie, nu klager destijds geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor het uitzitten van zijn gevangenisstraf. Mede gelet op het strafrestant van klager is een onbegeleid verlof dan ook niet aangewezen. Nu een begeleid verlof voor het bijwonen van een bevalling in het ziekenhuis niet mogelijk is omdat slechts één persoon daarbij wordt toegelaten, kan de beslissing van de Minister derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Overigens heeft klager wel de mogelijkheid gekregen om een kraambezoek te brengen aan zijn partner en kind middels begeleid incidenteel verlof. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 27 september 2018

                        

                                                                                         

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven