Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-818, 24 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-818

betreft: [klager]            datum: 24 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 april 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. Klagers raadsman mr. W.J.H. Schepers heeft bericht te zijn verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. 

De inrichtingsarts heeft bericht dat geen afvaardiging ter zitting zal verschijnen.

 

Het verzoek om aanhouding is afgewezen. Met klagers raadsman is afgesproken dat van het horen ter zitting verslag wordt opgemaakt en klagers raadsman in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijk te reageren. Op 17 augustus 2018 heeft klagers raadsman een aanvulling op het beroepschrift toegezonden, die ter kennisneming aan de inrichtingsarts is gezonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht van 15 maart 2018, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 maart 2018, betreft de beslissing klager niet arbeidsongeschikt te verklaren.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft in beroep zijn klacht als volgt toegelicht.

Klager is ten onrechte niet arbeidsongeschikt verklaard. Het gaat om een al langer bestaande klacht die al liep tijdens eerdere detentie. Hij is opnieuw gedetineerd en heeft bij de intake op 1 februari 2018 alleen fysieke klachten gemeld omdat die toen meer aandacht nodig hadden dan zijn PTSS waarvan hij begin mei 2018 melding heeft gemaakt. Klager is van mening dat hij al vanwege zijn huidklachten arbeidsongeschikt is. Klager heeft al 35 jaar PTSS en dat heeft impact op zijn huidklachten.

Klager toont de voorzitter van de beroepscommissie twee brieven: een brief van eind 2010 van het UWV betreffende een WIA-uitkering en een brief van 1 maart 2017 van de selectiefunctionaris van DJI. Het gaat om privacygevoelige informatie die later door zijn raadsman overgelegd zal worden, tezamen met klagers medische dossier betreffende zijn psychische klachten.

Het gaat bij klager om een cumulatie van klachten op grond waarvan hij naar zijn mening volledig arbeidsongeschikt is. In verband met zijn gemoedstoestand door zijn psychische klachten kan hij niet samenwerken in een drukke omgeving waar hij teveel prikkels krijgt die zijn huidklachten verergeren. Daardoor kan hij niet op de arbeid functioneren. De deskundigheid van de medische dienst is vooral organisatorisch, professioneel en zakelijk behoorlijk onder de maat. Klager heeft herhaaldelijk verzocht om driegesprekken met bevoegde artsen ten behoeve van doorverwijzing naar specialisten in ziekenhuizen, maar daaraan is geen gevolg gegeven. Het ontbreekt de medische dienst aan de juiste deskundigheid om de juiste diagnose te kunnen stellen en hem door te verwijzen. Zijn ziekte is ongeneeslijk en desondanks wordt hij tot op heden gedwongen deel te nemen aan de arbeid. Door de PTSS is klager chronisch vermoeid. Hij heeft ook gewrichtsklachten die horen bij psoriasis, namelijk verzwakking, waarvoor hij medicatie gebruikt die alleen ontstekingsremmend werkt en niet kan genezen. Ook dat werkt psychisch bij hem door.

De klachten vanwege de psoriasis hebben zich buiten detentie met pieken en dalen voorgedaan en dat is ook tijdens detentie zo. Soms zijn de klachten een weekje afwezig maar ze komen steeds terug. Prikkels verergeren zijn huidklachten. Rust is heel belangrijk voor klager.

Klager wil een second opinion van een dermatoloog. Er zijn voor hem geen passende werkzaamheden in de inrichting.

Klagers raadsman heeft daaraan op 17 augustus 2018 het volgende toegevoegd.

Klagers gezondheidsklachten worden door de inrichting niet correct gewaardeerd. Klager is door de veelheid aan gezondheidsklachten en de wisselwerking tussen die klachten niet in staat om in de inrichting aan de arbeid deel te nemen. Door de weigering hem arbeidsongeschikt te verklaren raakt klager bovendien iedere keer weer verzeild in een geschil met de directeur en dit leidt regelmatig tot ordemaatregelen en disciplinaire straffen voor klager. Dit veroorzaakt stress bij klager en dat is een negatieve factor voor zowel de PTSS als de psoriasis omdat dit leidt tot een verergering van zijn klachten. Ter onderbouwing hiervan is bij drie specialisten nadere informatie opgevraagd die een ander licht zal werpen op klagers medische situatie. Verzocht wordt om een nadere termijn om deze informatie na ontvangst aan de beroepscommissie toe te sturen, de gronden van beroep aan te vullen en verdere behandeling van beroep ter zitting.

 

Het hoofd zorg van de inrichting heeft namens de inrichtingsarts voor het beroep relevante gegevens en rapportages toegezonden en heeft verder niet inhoudelijk op het beroep gereageerd.

 

3.         De beoordeling

Klagers raadsman heeft verzocht om aanhouding van de behandeling teneinde nadere informatie in te kunnen brengen, nu informatie is opgevraagd bij plastisch chirurg K. van MC Leeuwarden, dermatoloog S. van MC Leeuwarden en dermatoloog V. van het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen.

De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zich in het medisch dossier van klager al informatie van genoemde twee dermatologen bevindt die ziet op klagers situatie ten tijde van de door hem op 15 maart 2018 ingediende klacht.

De beroepscommissie stelt verder voorop dat arbeid in de inrichting een andere functie en karakter heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de inrichting kunnen worden verricht dient de inrichtingsarts een zelfstandige afweging te maken ten aanzien van de arbeids(on)geschiktheid van de gedetineerde. De omstandigheid dat een gedetineerde buiten detentie geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard betekent dus niet dat dit oordeel binnen detentie dient te worden nagevolgd. Daarbij kan het voorkomen dat voortschrijdend inzicht ertoe leidt dat een eerder tijdens detentie afgegeven arbeidsongeschiktheidsverklaring wordt ingetrokken. De arts dient in ieder geval op basis van eigen onderzoek te beoordelen of een gedetineerde aan de arbeid in de inrichting kan deelnemen.

Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager is gebleken dat klager sinds zijn binnenkomst in de inrichting op 30 januari 2018 meerdere keren voor zijn huidklachten is gezien door de inrichtingsartsen M. en D. Deze artsen hebben in klagers huidklachten geen aanleiding gezien hem arbeidsongeschikt te verklaren daar klager goed voor zijn psoriasis kon worden behandeld en de huid er rustig uitzag op de momenten dat klager door hen is gezien. Op 1 maart 2018 heeft arts M. klager gemeld dat klager niet arbeidsongeschikt is, dat klager vanwege zijn huid inderdaad niet op de mattenzaal en houtbewerking kan werken, maar dat klager met de werkmeesters kan bespreken wat voor soort werk hij wel kan doen, zoals misschien reiniging. Op 15 maart 2018 heeft de arts dit opnieuw uitgelegd aan klager die aangaf veel klachten van zijn psoriasis te ondervinden. Bij arts D. heeft klager op 23 maart 2018 gemeld dat hij PTSS heeft en dat dit slecht is voor zijn huid. Deze arts heeft geconstateerd dat de huid rustig is en er geen reden voor arbeidsongeschiktheid is. Het op 23 maart 2018 verkregen beeld van klagers huid is bevestigd door een brief van het Isala Ziekenhuis van 26 maart 2018. Klager heeft deze brief verscheurd toen die aan hem werd getoond. Klager is op zijn verzoek in april 2018 doorverwezen naar dermatoloog S., een andere dermatoloog in MC Leeuwarden dan zijn behandelend dermatoloog (V.) in Assen. Eerstgenoemde dermatoloog heeft klager op 2 mei 2018 onderzocht en onder meer geconcludeerd dat er sprake is van psoriasis vulgaris in remissie en dat de klachten fors zijn afgenomen door de medicatie die door klagers behandelend dermatoloog in Assen is voorgeschreven. Geadviseerd is in de rustige fase van de psoriasis een onderhoudsbehandeling medicatie te geven en klager eens per vier maanden door een dermatoloog te laten controleren. Vervolgens heeft klager op 3 mei 2018 gemeld dat hij in gesprek wil met een psycholoog vanwege PTSS en depressieve klachten. Op 22 juni 2018 heeft klager verzocht om beoordeling van arbeidsongeschiktheid door een arts of een psycholoog, maar is hem gemeld dat dit niet aan de orde is omdat er geen nieuwe inzichten zijn of problematiek is en de werkmeester passende arbeid voor hem zal zoeken.

In het licht van het vorenstaande is niet aannemelijk dat de inrichtingsarts, die zijn beleid mede heeft afgestemd op het oordeel van geraadpleegde dermatologen, onzorgvuldig zou hebben gehandeld.

Verzoeker heeft in beroep gemeld dat hij een second opinion wil. Klager kan daartoe zelf een andere arts benaderen. Ingevolge artikel 42, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde recht op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts van zijn keuze. Dit laat echter onverlet dat de eindverantwoordelijkheid van de behandeling van een gedetineerde bij de inrichtingsarts ligt. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Pbw is dit recht beperkt tot raadpleging van een (huis)arts of specialist en omvat dit niet tevens het voorschrijven van een behandeling. Klager kan dus niet behandeling door een andere arts binnen of buiten de inrichting afdwingen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat geen sprake is van het handelen van de inrichtingspsycholoog dat zou kunnen worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 augustus 2018.

 

 

             

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven