Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1508, 26 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-1508

Betreft:            […]      datum: 26 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Prinsen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 28 september 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 31 augustus 2018 is klager opgeroepen zich op 28 september 2018 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van 730 dagen gevangenisstraf. Op 6 september 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 12 september 2018 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de selectiefunctionaris heeft kennisgenomen van de bijlagen bij de brief van klagers raadsman d.d. 7 september 2018. Gelet op de summiere gegevens waarvan de medisch adviseur kennelijk heeft kennisgenomen, wordt in het door haar gegeven advies onvoldoende onderkend wat de voortschrijdende, ernstige fysieke en psychische beperkingen van klager zijn. Niettemin stelt de medisch adviseur wel dat zo spoedig mogelijk na insluiting een psycholoog geraadpleegd dient te worden. Kennelijk is tot nu toe onvoldoende aandacht besteed aan de vraag of klager detentieongeschikt is. Dit dient de medisch adviseur echter voorafgaand aan de (eventuele) detentie te onderzoeken. Het medisch advies is dus onvoldoende onderbouwd.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging heeft voor zover bekend geen opschortende werking. Het is niet aan de selectiefunctionaris om te oordelen over hoe een advies van de medisch adviseur tot stand is gekomen. Klager is al sinds 15 januari 2017 bekend met de opgelegde gevangenisstraf en heeft dus voldoende tijd gehad zich voor te bereiden op de tenuitvoerlegging.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft uitstel van zijn melddatum gevraagd, omdat hij detentieongeschikt zou zijn. De medisch adviseur stelt dat klager wel detentiegeschikt is. In beroep voert klagers raadsman aan dat het medisch advies onvoldoende is onderbouwd.

4.2.      De beroepscommissie stelt voorop dat in een procedure als deze niet kan worden ingegaan op de medische juistheid van het advies van de medisch adviseur. De beroepscommissie oordeelt slechts over de redelijkheid en billijkheid van de bestreden beslissing. Wanneer daarin wordt verwezen naar een medisch advies, dient te worden gekeken of dit advies, gelet op de inhoud en de onderbouwing daarvan, de medische conclusie in de bestreden beslissing kan dragen.

4.3.      Uit het medisch advies d.d. 31 augustus 2018 blijkt dat dit advies is gebaseerd op informatie van een psychiater, een huisarts, een GZ-psycholoog en twee neurologen. Vervolgens concludeert de medisch adviseur dat klager detentiegeschikt is. In de onderbouwing van het advies benoemt de medisch adviseur klagers klachten over diens sombere stemming, aanwijzingen voor autistiforme problematiek, chronische aandoeningen waarvoor klager door de huisarts wordt behandeld, klagers herseninfarct en de gevolgen daarvan, klagers medicatie en klagers ernstige depressie en de behandeling daarvan. De voor de hiervoor beschreven problematiek benodigde zorg kan evenwel binnen detentie geleverd worden, zo staat in het advies te lezen.

4.4.      Niet is gebleken dat de selectiefunctionaris zijn medische conclusie niet heeft kunnen baseren op het medisch advies, gelet op de inhoud en onderbouwing als onder 4.3. is weergegeven. Namens klager is niets aangevoerd dat doet hieraan doet twijfelen.

4.5.      Het advies van de medisch adviseur dat klager na diens insluiting zo spoedig mogelijk door een psycholoog wordt gezien om “zijn actuele zorgbehoefte in beeld te brengen”, noopt niet tot de conclusie dat de medisch adviseur onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan. Klagers raadsman heeft niet toegelicht waarom de medisch adviseur dezelfde actuele zorgbehoefte, waarvan de psycholoog kennis dient te hebben, dient te kennen om klagers detentiegeschiktheid te beoordelen. Het ligt geheel in de rede dat de behandelend psycholoog over meer gedetailleerde informatie dient te beschikken dan de medisch adviseur.

4.6.      Gelet op het voorgaande, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 26 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven