Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0048/TA, 29 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           18/48/TA

 

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 december 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 juli 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I. Stas, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist en […], hoofd behandeling en bedrijfsvoering.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. het tweemaal doorzoeken van klagers kamer in het weekend van 14 en 15 oktober 2017 (K-2017-309) en

b. het tweemaal visiteren van klager op 14 oktober 2017 (K-2017-318).

 

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van klachtonderdeel a. ongegrond verklaard en heeft het beklag ten aanzien van klachtonderdeel b. gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt door klager aangegeven dat zijn kamer in het weekend van 14 en 15 oktober 2017 tweemaal is doorzocht. Zijn klacht ziet niet op de eerste kamercontrole, maar op het feit dat zijn kamer binnen zeer korte tijd een tweede keer is gecontroleerd. Klager vindt het onredelijk hoe men tekeer is gegaan in zijn kamer. Hij gelooft niet dat de ‘mobifinder’ is afgegaan met betrekking tot zijn kamer en er bestaat geen document ter ondersteuning van de verdenking van de aanwezigheid van een mobiele telefoon. Dat het nodig was om klagers kamer een tweede keer te doorzoeken, is dan ook niet gebleken.  

Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de raadsvrouw ter zitting te kennen gegeven dat nu het beklag gegrond is verklaard, klager in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk in het beroep kan worden verklaard.  

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ten aanzien van klachtonderdeel a. als volgt toegelicht.

De reden om klagers kamer een tweede keer te doorzoeken, is erin gelegen dat de mobifinder en de speurhond signalen van een telefoon of onderdelen daarvan in klagers kamer hadden opgevangen. Medewerkers hebben bovendien verklaard dat zij in de kamer van klager het getril van een telefoon hebben gehoord. Het voornoemde levert naar de mening van de inrichting voldoende grond op om klagers kamer een tweede keer te controleren. In klagers kamer is uiteindelijk niets aangetroffen. Daarbij wordt opgemerkt dat nu eenmaal niet alles wordt gevonden tijdens kamercontroles.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt daarbij op dat het gelet op de orde en veiligheid in de inrichting, gezien de omschreven signalen van de mobifinder en het aanslaan van de speurhond, als ook het door medewerkers horen trillen van een telefoon, niet als onredelijk kan worden beschouwd dat de kamer van klager een tweede keer is gecontroleerd. Dat (ook) bij de tweede controle niets in de kamer van klager is aangetroffen, maakt dit oordeel niet anders. Het beroep zal ten aanzien van klachtonderdeel a. dan ook ongegrond worden verklaard.

Voorts stelt de beroepscommissie vast dat de beklagrechter klachtonderdeel b. gegrond heeft verklaard en dat ter zake dit klachtonderdeel een aparte beslissing inzake een tegemoetkoming is genomen op 17 januari 2018, waarbij een tegemoetkoming ter hoogte van € 10,= is toegekend en waartegen door klager afzonderlijk beroep is ingesteld (18/204/TA). Het beroep inzake de tegemoetkomingsbeslissing is door klager ter zitting van 27 juli 2018 echter ingetrokken. Nu tegen de gegrondverklaring van het beklag geen beroep openstaat en klager bovendien kenbaar heeft gemaakt geen bezwaar (meer) te hebben tegen de inmiddels genomen beslissing inzake de tegemoetkoming, zal klager ten aanzien van dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart klager ten aanzien van beklagonderdeel b. niet ontvankelijk in het beroep.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 29 augustus 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris                     voorzitter          

Naar boven