Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2076/GA, 16 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2076/GA

betreft: [Klager]           datum: 16 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2017 van de beklagcommissie bij p.i. Vught, gegeven op een klacht van [klager], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de onjuiste medicatieverstrekking (VU 2016/001200).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Tussen het uitreiken van de medicatie en het ontdekken van de fout, zaten maar enkele minuten. Klager heeft op geen enkele wijze aan het personeel aangegeven dat hij de medicatie al had gekregen. Klager heeft ook een eigen verantwoordelijkheid.

Klager stelt dat hij de medicatie heeft ingenomen omdat deze misschien aanvullend was voorgeschreven door de psychiater. Wanneer dat het geval was, had klager dit geweten.

Er kan altijd een fout gemaakt worden. In deze is door adequaat handelen van het personeel gelijk het protocol gevolgd waardoor vast kwam te staan dat er geen sprake zou zijn van schadelijke gevolgen voor klager.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Vast staat dat het dienstdoende personeel, nadat klager op 14 mei 2016 om 17:00 uur zijn reguliere medicatie uitgereikt heeft gekregen en heeft ingenomen, hem tijdens de late medicijnronde om 21:00 uur per vergissing medicatie van de volgende dag heeft verstrekt. Klager heeft deze medicatie onder toezicht ingenomen.

Medicatieverstrekking door het personeel, onder verantwoordelijkheid van de directeur op wie een zorgplicht rust, dient op uiterst zorgvuldige wijze te geschieden.

Naar het oordeel van de beroepscommissie rust echter ook op klager de verantwoordelijkheid de hoeveelheid, de aard en het moment van verstrekking van de medicijnen te controleren.

Klager stelt dat hij van de inname van de medicatie slaperig wordt en reeds sliep toen om 21:00 uur op de deur werd geklopt en hem nogmaals de medicatie werd uitgereikt: hij moest de medicatie onder toezicht innemen. Dat klager zonder meer de medicatie heeft ingenomen, kan hem, naar het oordeel van de beroepscommissie, onder deze omstandigheden niet worden tegengeworpen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Waarden en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 16 augustus 2018.

 

   

 

            secretaris           voorzitter

 

 

Naar boven