Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1026, 16 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

        

 

 

 

nummer:           R-1026

betreft: [klager]            datum: 16 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend namens het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder ook te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2018 van de beklagcommissie bij de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.A. Schenk, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], stafjurist bij FPC Dr. S. van Mesdag.

Klager heeft vóór de zitting schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang

Het beklag betreft de intrekking/opschorting van klagers transmuraal verlof met ingang van 6 maart 2018 (ME 2018-000068).

De beklagcommissie heeft het beklag voor zover de intrekking langer heeft geduurd dan 6 juni 2018 gegrond verklaard, de bestreden beslissing van het hoofd van de inrichting vernietigd en bepaald dat het transmuraal verlof ingaande op 7 juni 2018 weer diende te worden opgestart, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting schort het verlof van een tbs-gestelde altijd op indien er een ernstig incident heeft plaatsgevonden waarvan nog onderzocht dient te worden of er aangifte moet worden gedaan. Bij opschorting van een machtiging transmuraal verlof dient de tbs-gestelde naar binnen geplaatst te worden. Op grond van artikel 53, tweede lid, en artikel 57, vierde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) heeft de inrichting de verplichting om binnen 48 uur aangifte te doen van alle strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten die tijdens de tbs met dwangverpleging worden begaan door een tbs-gestelde. Tevens wordt in deze bepalingen vermeld dat de inrichting het verlof dient in te trekken. De inrichting mag vervolgens geen verlof verlenen aan de tbs-gestelde totdat het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten om de tbs-gestelde wel of niet als verdachte aan te merken. Indien de tbs-gestelde door het OM wordt aangemerkt als verdachte komt de verlofmachtiging van rechtswege te vervallen. Klager heeft bedreigingen geuit naar een medewerkster van de inrichting. Zijn verlof is opgeschort en er is een onderzoek gestart naar de aard van de uitlatingen. Gebleken is dat er sprake is van een strafbare bedreiging als gevolg waarvan de inrichting aangifte heeft gedaan tegen klager en zijn verlof is ingetrokken. Het hoofd van de inrichting kan vervolgens niet treden in de voortgang van de behandeling door de politie of het OM. Totdat er een beslissing door het OM wordt genomen over de verdere procedure ten aanzien van de aangifte blijft het verlof van de verpleegde ingetrokken. Er zijn aanzienlijke achterstanden bij het OM en de politie. Ook wanneer de afwikkeling van een aangifte de redelijke termijn overschrijdt, kan niet van de inrichting worden verlangd dat zij de betreffende verpleegde weer verlof laat praktiseren. De inrichting heeft een eigen verantwoordelijkheid/verplichting om de maatschappij te beschermen tegen verpleegden die mogelijk verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit. Bovendien is de beslissing tot praktiseren van verlof behandelinhoudelijk van aard en voorbehouden aan de inrichting. Het beleid van de inrichting is inmiddels met ingang van 1 juli 2018 gewijzigd. Er wordt in overleg met de politie en het OM meer gekeken naar de wijze hoe een en ander is verlopen. Er kan ook een melding/mutatie worden gedaan in plaats van aangifte. Deze zaak was niet speciaal aanleiding voor deze beleidswijziging. De betreffende medewerkster is kort na het incident ziek geworden en vervolgens uit dienst getreden. Zij wilde tegenover de politie geen verklaring afleggen. Omdat er in deze zaak onvoldoende bewijs was, wordt geen wachttermijn van een jaar aangehouden. Er kan nu weer verlof worden aangevraagd. Klager wil niet terug naar de transmurale voorziening waar hij verbleef en zal waarschijnlijk eind dit jaar met transmuraal verlof naar De Voorde gaan. Gewacht wordt op de machtiging van de Minister. 

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De intrekking van verlof is geen beslissing van behandelinhoudelijke aard. Klager heeft wel iets geroepen maar dat is niet goed verstaan door het personeel. Hij wilde geen mes halen. Klager verblijft al twintig jaar in de tbs. De zaak is op 23 juni 2018 geseponeerd omdat er onvoldoende bewijs was. Het sepot bevestigt klagers verklaring. Dit maakt het tot een treurige zaak. Hij heeft vóór die datum contact opgenomen met het OM en de politie maar zij kenden de zaak niet eens. Hetgeen wordt opgemerkt over beveiligingsaspecten is verbazingwekkend. De intrekking van klagers transmuraal verlof is een onmenselijke beslissing. Niet bekend is dat klager eind dit jaar met transmuraal verlof naar De Voorde zal gaan.

 

3.         De beoordeling

Uit artikel 53, tweede lid, van het Rvt volgt dat het hoofd van de inrichting binnen vierentwintig uur aangifte doet van een strafbaar feit bij een opsporingsambtenaar. Indien aan de betreffende tbs-gestelde verlof is verleend, wordt dit verlof terstond ingetrokken door het hoofd van de inrichting.

Door het hoofd van de inrichting is aangegeven dat klager bij het aanbieden van medicatie met gebalde vuisten vlak voor een sociotherapeut is gaan staan en gedreigd heeft dat hij de sociotherapeut zou slaan. Nadat zij alarm had geslagen heeft klager gezegd dat hij de sociotherapeut en degenen die zouden komen, zou afmaken. Klager is naar de keuken gegaan en heeft aangekondigd dat hij een mes zou gaan halen. In klagers visie heeft hij de sociotherapeut niet bedreigd en heeft hij ook niet aangekondigd dat hij een mes zou gaan halen. De sociotherapeut zou klager verkeerd hebben verstaan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op de bovenbeschreven situatie zoals die door het personeelslid is ervaren en gelet op het bepaalde in artikel 53, tweede lid, van het Rvt, klagers transmuraal verlof terecht ingetrokken en had het hoofd van de inrichting ten tijde van de bestreden beslissing ook geen andere keuze dan aangifte te doen bij de politie. Dat de politie en het OM vervolgens niet voortvarend te werk zijn gegaan, is een omstandigheid die niet aan het hoofd van de inrichting kan worden toegerekend. Ook het feit dat het beleid van de inrichting met betrekking tot het doen van aangifte in overleg met de politie en het OM inmiddels is gewijzigd en dat de aangifte inmiddels heeft geresulteerd in een sepot in verband met het ontbreken van voldoende wettig bewijs – de betreffende sociotherapeut wenste zelf geen verklaring af te leggen – doet daar niet aan af.

De beroepscommissie zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog geheel ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog geheel ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 oktober 2018.

 

          

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven