Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-245, 28 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-245

betreft: [Klager]           datum: 28 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de verlenging met zes weken van de eerder genomen beslissing klagers externe vrijheden te bevriezen (AB-2017-403).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vindt dat hij erg hard is gestraft, nu reeds aangifte is gedaan van de doodsbedreigingen die hij zou hebben geuit – die hij overigens ontkent – en hem voor het aantreffen van verdovende middelen reeds disciplinaire straffen zijn opgelegd. Hoewel het bevriezen van de (externe) vrijheden van klager geen disciplinaire straf is, ervaarde hij het wel als een (dubbele) bestraffing en voelde hij zich erg gedemotiveerd. Het bevriezen van de externe vrijheden is niet proportioneel. Dientengevolge is onvoldoende aan de resocialisatie van klager gewerkt, terwijl hij wel bereid was daaraan mee te werken. Hij is blij dat hij in die periode alsnog extramuraal is geplaatst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De externe vrijheden die gedurende een bepaalde periode waren bevroren betroffen de vrijheden die niet ten koste gingen van de doelen van het behandeltraject van klager. Het ging om vrijheden die horen bij goed gedrag – de ‘extraatjes’ – waarbij onder meer aan (sociaal) verlof kan worden gedacht. De directeur begrijpt dat de maatregel voor klager als een straf voelt, maar de orde, rust en veiligheid in de inrichting prevaleerde.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur klager gedurende een periode van zes weken diens vrijheden heeft ontnomen, omdat klager zich heeft schuldig gemaakt aan het uiten van doodsbedreigingen, het binnen de inrichting brengen van contrabande en het bezit van verdovende middelen. De bestreden beslissing van 11 juli 2017 vermeldt niet welke vrijheden dit betreft.

Voorop staat dat de directeur een gedetineerde op verschillende wijzen kan bestraffen als deze gedrag vertoont zoals in de beslissing van 11 juli 2017 staat omschreven. Ook kan de directeur een gedetineerde naar aanleiding van dergelijk gedrag bepaalde vrijheden ontnemen. Het moet de gedetineerde echter wel duidelijk zijn, welke vrijheden hem worden ontnomen.

Op welke vrijheden de bestreden beslissing betrekking heeft, blijkt niet uit de tekst ervan en is de beroepscommissie ook na hierop doorvragen ter zitting niet duidelijk geworden. Daarmee lijdt de bestreden beslissing aan een motiveringsgebrek, omdat klager op basis hiervan niet kan weten wat de consequenties zijn van zijn eerdere slechte gedrag.

Gelet daarop zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Nu niet is gebleken dat klager enig nadeel van de beslissing zoals vorenbedoeld heeft ondervonden, zal de beroepscommissie klager geen tegemoetkoming toekennen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 28 augustus 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven