Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-265, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-265

Betreft:            [klager]            datum: 6 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 2 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager beschikt niet over de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en het Individueel Casusoverleg (ICO) van het veiligheidshuis. Hij heeft geen vertrouwen in de selectiefunctionaris en de casemanagers. Klager werkt mee aan psychologisch onderzoek. Dit heeft hij al op 30 december 2016 te kennen gegeven. Het is onduidelijk waarom in het selectieadvies van 14 maart 2017 anders is vermeld. Klager kreeg dit stuk pas in de beroepsprocedure te zien. Klager is van de locatie Esserheem overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein, omdat hij anders niet op tijd kon faseren. De inrichtingspsycholoog acht de eis van de reclassering niet uitvoerbaar, omdat klager het delict ontkent. Het recidiverisico kan dan niet worden ingeschat. Ook Kade 17 achtte vervolgonderzoek daarom niet geïndiceerd. Klager wil met een andere reclasseringsambtenaar verder, maar de p.i. Nieuwegein baseert zich nog altijd op het verouderde reclasseringsrapport dat op onjuiste informatie is gebaseerd. Dit frustreert klagers detentiefasering. Het verzoek tot (horizontale) overplaatsing naar de p.i. Groot Alphen betreft geen detentiefasering, dus de reclassering en het veiligheidshuis spelen bij de beoordeling van dit verzoek geen rol. Hun wensen kunnen ook vanuit een andere p.i. uitgevoerd worden. Klager is al vijf keer overgeplaatst zonder bezwaar van het OM. Het inrichtingspersoneel spreekt elkaar tegen en stelt andere eisen dan de reclassering. Dat is onbegrijpelijk.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies d.d. 19 januari 2018 komt naar voren dat klager niet meewerkt aan onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht ter inperking van het recidiverisico. Het recidiverisico inschatten kan momenteel niet, omdat klager het delict ontkent. Als klager wordt overgeplaatst, gaat mogelijk informatie over de risico’s verloren. Daarom adviseert de inrichting negatief ten aanzien van klagers verzoek. Ook het ICO, de reclassering en het OM adviseren negatief.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager wenst te worden overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat hij een nieuwe reclasseringsmedewerker wenst. Hij stelt dat hij wel wil meewerken aan onderzoek, maar dat dit niet geïndiceerd is, omdat hij het delict ontkent. Het vermeende niet-meewerken wordt hem nu ten onrechte tegengeworpen bij zijn verzoeken in het kader van detentiefasering.

4.2.      Wat er ook zij van het advies van de reclassering – en de daarop gebaseerde adviezen en eventueel geïndiceerde onderzoeken – , dit kan niet dienen als grond voor een (horizontale) overplaatsing. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt.

4.3.      Klachten over rapportages van de reclassering, dient klager te richten aan de klachtencommissie reclassering. Klager kan bovendien in rechte opkomen tegen eventuele afwijzingen van verzoeken in het kader van detentiefasering. Daarbij zal de beschikbare informatie worden gewogen en dient een belangenafweging te worden gemaakt, waarbij overigens de enkele omstandigheid dat de reclassering het recidiverisico niet kan inschatten, doordat klager het delict ontkent, niet zonder meer aan detentiefasering in de weg kan staan (RSJ 6 augustus 2012, 12/1542/GB). Een en ander is in deze procedure echter niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen. Van enig ander belang tot overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein is in het geheel niet gebleken. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

           

 

                    secretaris voorzitter

 

Naar boven